
dertjes eerst in het laatst van Junij uitkomen en dus slechts eene generatie
hehben in het jaar.
Het popje, hij fig. 6 in natuurlijke grootte en bij fig. 7 vergroot voorgesteld
is aan kop en borststuk tot aan het eind der vleugelscheeden
vuil groenachtig wit, van daar tot het staartpunt, dat eenige omgebogen
haakjes vertoont, lichtbruin. Het vroeger in het 6 6 Deel afge-
beelde popje komt mij voor te lang en te slank te zijn.
Uit deze popjes zijn in den zomer van 1864 vlindertjes van JEupi-
thecia centaureata voortgekomen.
Fig. 8 en 9 van onze plaat zijn gecopieerd naar eene teekening van
C. B. Voet, omstreeks het jaar 1700 gemaakt, waarbij de schilder het
volgende heeft aangeteekend:
//Dit rupsje kreeg ik in October; het at persikloof. Sijne bespinninge
// die in weinig draatjes bestont en w it was, begon hij in 't laast van
//genoemde maant; in november wast gulde popje en in't begin van
,/Junij des volgenden j aars kwam er dit nevens geschildert Uyltjeuit.”
Idereen zal in het_//nevengeschilderde uiltje” terstond onze JEujpithe-
cia herkennen. De kleur der rups is zeker merkwaardig, w it met
purpere vercierselen; ik heb echter eene teekening van den Heer v a n
Eyndhoven gezien welke eene rups voorstelde, bij w ie het purper zoozeer
de overhand had, dat men hare grondkleur rood kon noemen en
hare vercierselen wit. Met welke plant deze laatste gevoed was is
mij onbekend. Indien iemand eene menigte eijeren van deze soort
mogt magtig worden, zou hij in de gelegenheid zijn proeven te nemen
omtrent den invloed van het voedsel op de kleur der rupsen, waarnemingen
waartoe deze soort zich boven vele anderen aanbeveelt.
S. v. V.
Fig. 1 en 2.
I |
X- . 4.
, 5.
I I
| 7. | 8.
I IJ
Nagenoeg volwassen rupsen.
Kop en eerste ringen, vergroot.
Eene sterk geteekende rups, weinig vergroot.
Een ring van bet lijf, op den rug gezien en vergroot.
De pop.
Dezelfde, vergroot.
Rups naar de teekening van C. B. Voet.
Vlinder » „ „ , denzelfden.
EUPITHECTA CENTAUREATA, Hiftn.