
saszzBt:HpME
CARCINA FAGANA, W. V.
Plaat 5 Fig. 1-^9.
Hübner, Samml. Eur. Schmett. Tort. Tab. 24. f. 153 ?. Tin, Tab.
69. f. 459, 460.
Treitschke, Schmett. v. Europa, IX. 2. 67.
Zelleb in Isis voor 1839, bladz. 196.
Frey, Die Tineen und Pter. der Sehweite, bl. 80.
Het geslacht Carcina bevatte vroeger, behalve ons tegenwoordig onderwerp
nog eene soort, namelijk C. luticomella F isc h . v. R ., die echter
later weder door HERRiCH-SCHaFFER in een nieuw genus Lecithocera
werd overgeplaatst. De diagnose, welke Z e l l e r in zijne Eintheilung geeft,
is: kophaar glad, palpen klein, naar boven gekromd, zuiger kort,
sprieten veel langer dan het lijf, bij den man zonder franje, vleugels
middelmatig lang, ondervleugels vierkantig. Bovendien onderscheidt
zich deze vlindersoort nog door haren tot de Tortrices overhellenden vleu-
gelvorm en met dezen overeenstemmende levenswijze. (i).
Het eitje (verg. fig. 1) is langwerpig rond, bruingeel, fijn gekorreld
(1) De menigvuldige werken, die in de laatste jareu over Microlepidoptera zijn uit gekomen
en die wij voornamelijk aan de ijverige onderzoekingen van S tainton, Ze l l e r , F r e t en
L ed e r e r te danken hebben, bestaan grootendeels uit monographien van geslachten, welke in
verschillende Tijdschriften verspreid zijn, zoo dat het, zelfs wanneer men in het bezit van
dezen is, toch nog onmogelijk blijft om een volledig systeem voor alle familiën van een
dezer schrijvers aan te nemen; alleen zoude daartoe voor de motten de indeeling van Ze l l e r
in de Isis voor 1839 of het werk van H errich-Schüffer kunnen gebruikt worden, zoo niet
latere ontdekkingen het nog onvolledige dezer schriften hadden aangetoond. Wij oordeelen
dus het best te doen met bij de behandeling der Microlepidoptera, de indeelingen der beste
monographien te volgen en overigens zoo veel mogelijk de synonymie op te gevèn. Waar
deze te kort schieten, zullen wij de indeeling van Ze l l e r volgen. S . v . V.