
ASPIS UDDMANNIANA, L.
ft
Plaat 21. Fig. 1—4.
IIÜBNEH, Samml. Emr. Schmett. Tortrices 9 Fig. 49, Achatana.
Teeitsohke, Schmett. v. Eur. VIII BI. 157, Solandriana.
Fkeijer, Beitr. III BI. 68. Tab. 114, Fig. 2, Solandriana.
F ischer v. Bösi. Ahbild. BI. 269, Tab. 91, Uddmanniana.
Zeiler, in /si's, 1839, BI. 328.
Bij een’ vlugtigen blik op de verschillende namen, die onze vlinder
bij de boven aangehaalde schrijvers draagt, komt men al dadelijk tot de
juiste gevolgtrekking, dat ook hier weder eene verwarring in de Synonymie
heerscht, die bij de behandeling van kleine vlindersoorten zoo
vaak een struikelblok voor de juiste bestemming i s . __
Het is ons doel wel niet om in uitvoerige beschouwingen te treden
over de gegrondheid der bewijzen, die, tot staving van hun gevoelen
door de schrijvers worden aangevoerd; doch wij meenen evenmin in
het belang van ons onderwerp, deze zaak geheel stilzwijgend te mogen
voorbijgaan.
De vraag, van welker beantwoording hier alles afhangt, is deze: Is
de door H übner, bij fig. 4 9 , onder den naam van Achatana afgebeelde
vlinder indentisch met de Solandriana van Linnaeus of moet deze voor
de Uddmanniana van dien schrijver gehouden worden ?
Zin c k en , F rölich en T iïe it sc h k e beweerden het eerste, terwijl Z e l l e r ,
die, bij zijne bestemming van d e G e er ’s vlindersoorten, in de lm van
1839, een naauwkeurig onderzoek omtrent deze zaak doet, tot de slot-
som komt: dat de Solandriana van L innaeus tot Parmatana en wel