
voor de beide volgende Hommers.
Het is met een gevoel van weemoed dat ik mij nederzet om den tekst
voor de beide hier volgende bijdragen gereed te maken. De treurige
bewustheid dat hij bestemd is om de laatste teekeningen van onzen verdienstelijken
Ver Huell te begeleiden, brengt mij, op dit oogenblik
de hartelijke vriendschap le binnen, waarvan hij ten mijnen opzigte zoo
menig blijk gaf.
Steeds gereed om zijn geoefend penseel ten dienste der wetenschap
aan te wenden, steeds bereid om daar te helpen, waar hij wist dat
zijne hulp van nut konde zijn, was de ijver, dien hij vooral ten aanzien
van Botanie en Entomologie, zijne lievelingsstudiën, aan den dag
legde, inderdaad bewonderenswaardig. Alleen het werk van Sepp werd
door hem met het aanzienlijk getal van twee en 'negentig uitmuntende
platen verrijkt en, wanneer men bedenkt, dat van de vijftig van het
zesde .deel, dertig van zijne hand zijn, dan zal het wel geen nader
betoog behoeven, zoo wij beweren dat het grootendeels aan Ver Huell
te danken i s , dat het werk is blijven voortbestaan en een tijdperk kon
doorleven, toen de geringe deelneming en over het algemeen de weinige
zucht tot Entomologische studiën het met eenen bijna gewissen ondergang
bedreigden.
Die werkzame g e e st, die het leven bezielde van den man, aan wiens
nagedachtenis wij het ons een’ heiligen en tevens dierbaren pligfc rekenen,
8