
m
Bij de lichte voorwerpen (verg. fig. 7 en 8) loopen drie grijze banden
schuin over den vleugel, waarvan de grond een bruinachtig donkergrijs
is. Om het sterk afwijken der teekening zal ik geen voorwerp
beschrijven, maar verwijs den lezer naar mijne figuren, met de opgaaf
dat deze beide met de natuur overeenkomen, doch dat andere voorwerpen
blijkens d.e beschrijvingen en afbeeldingen der opgenoemde
schrijvers anders gevlekt en geteekend zijn. Bij fig. 6 ziet men eeii
vliegend mannetje voorgesteld en bij fig. 9 een' enkelen voorvleugel van
een ander mannetje. Men ziet daaruit dat bij dezen de grondkleur veel
donkerder is en de vlekken op de vleugels weinig herkenbaar en onduidelijk.
De ondervleugels zijn altijd zeer donkerbruin met een rossen
gloed en hunne franje ros-graauw, door een zeer smal licht lijntje
van de vleugelvlakte afscheiden. De vlugt van het grootste dier vlindertjes
was 16 streep.
Daar ik mijne diertjes voor de collectie wenschte te bewaren, stak
ik hen zoo spoedig mogelijk op, en liet ze niet paren. Een der wij ij es
stierf evenwel met een groen eitje aan het einde van het achterlijf: dit
eitje was kogelrond en vrij groot'.
Uit de aangehaalde schrijvers kan blijken dat de soort in de Westelijke
landen van Europa voorkomt en hier en daar niet zeldzaam is.
Bestaan er twee generatiën? Uit de woorden van Heinemann /,die
Raupe überwintert in zusammengeleimten Blattern” zou men kunnen
opmaken van ja, tenzij men w il aannemen dat de kleine rupsjes, die
ik in Mei vond, reeds in het voorgaande najaar uit het ei waren gekomen.
Dit is zeker, dat in de maand Julij op dezelfde heg, die in
Mei met Nuhilana-rupsjes bezet was, er nu geene enkele aan te treffen
was en dit zou doen vermoeden dat er slechts eerie generatie jaarlijks
bestaat. Ik moet het oplossen dezer vraag aan nadere onderzoekingen
overlaten.
leyden, Julij 1864. S. v. V.
Fig. 1. De woning der rups.
4 2. De rups, vergroot.
„ 3. Haar kop en voorste ringen.
H 4. Het popje, vergroot.
v 5. Het staarteind der pop, van de rugzijde.
„ 6. Een vliegende mannelijke vlinder.
U 7. Een zittende vrouwelijke vlinder.
H 8. Bovenvleugel van een wijfie.
, 9. „ V ¥ mannetje.
SCIAPHILA NUBILANA,