
1 het ei,
2 de rüps,
3 de pop,
4 de vlinder,
Mentk. klein, rond, geelachtig wit. 1 volgens
Urt. kegelvormig, geelachtig wit. J O c h s en h .
Menth. slank, bruinachtig zwart met zwarte haren op
blaauwe wratten en met eene roode streep op
den rug.
Urt. gedrongen, bruinachtig zwart, met donkerbruine en
zwarte haren op zwarte wratten en met eene graauwe
weinig zigtbare ruggestreep. Stigmata wit.
Menth. geheel bruinachtig zwart.
Urt. bruinachtig zwart met vuilwitte luchtgaten.
Menth. stompe vleugels, wier breedte staat tot de lengte
als 1 :1,9 (verg. fig. 10); gewoonlijk zeer vele
zwarte stippen op de geelachtige vleugels. Bij
het mannetje zijn de kammetjes der sprieten zeer
lang en dun, en staan digt tegen elkander aan
(verg. fig. 12). De sprieten zijn aan de bovenzijde
bijna geheel zwart.
Urt. gestrekte vleugels, wier breedte staat tot de lengte
als 1: 2, 2 (verg. fig. 9); altijd zeer weinig zwarte
stippen op de vleugels; die van het wijfje steeds
sneeuwwit. Bij het mannetje zijn de kammetjes
der sprieten niet zeer lang, dikker dan bij de andere
soort en staan verder uit elkander (verg. fig. 11).
De sprieten zijn aan de bovenzijde bijna geheel wit.
S. y. V.
Fig. 1. Eene halfvolwassen rups.
2 en 3. Volwassen rupsen.
4. Hare oogen, vergroot.
5. De pop.
6. Haar staarteinde, sterk vergroot.
7. De vrouwelijke vlinder.
8. De mannelijke vlinder.
9. Omtrek van een’ vleugel van Urticae ?
10. „ „ „ „ ,, Menthastri ï
11. Gedeelte van den spriet van Urticae £
12. „ „ „ „ „ Menthastri