
*t Bleef mij voorts onzeker tot welke vlindersoort mijne rups behoorde
tot in -Jullj van het volgende jaar, toen ik, na reeds gedurig naar het
spinsel gezien te hebben, nog onverwacht bespeurde dat daaruit een
vlinder voortgekomen was, die, ofschoon volkomen goed ontwikkeld,
zich door de vlugt. in zijn wat bekrompen verblijf merkelijk had beschadigd,
echter niet zoo zeer, of ik kon daarin ligtelijk eene Notodonta
querna J herkennen; eene ontdekking die mij, als zijnde dit eene zeldzame
soort, ten hoogste aangenaam was. Vroeger en even min later
toch, mogt het mij gelukken dit insect in den rupsenstaat of zelfs in
den toestand van vlinder aan te treffen. In de hoop echter dat ik eene
dergelijke rups nog wel eens weder vinden zoude, bleef de mededeeling
van het bovenstaande voor dit werk achterwege en de teekening in
mijne portefeuille liggen, en 't was .eindelijk slechts op uitnoodigingvan
andere beoefenaars der Lepidopterologie, dat ik besloot dio daarvoor in
gereedheid te brengen, waartoe mijn geachte vriend de schout-bij-nacht
Vee Huell mij wederom zijne reeds meermalen verleende hulpe bood.
I Is dan ook aan-hem dat de afbeeldingen van de pop (fig. 2), het
staarteinde derzelve Vergroot (fig. 3), het spinsel (fig. 4) en de beide
vlinders <? en J (fig. 5 en 6) te danken zijn, voer welke beide laatste
echter ook voorwerpen uit mijne verzameling moesten dienen, daar de
mindere zuiverheid van den vlinder, dien ik uit de pop verkregen had,
hem daartoe minder bruikbaar maakte. Ik mag niet nalaten hier bij
te voegen, dat men te vergeefs naar eene overeenkomst zoude zoeken
tusschen de door den anders zoo naauwkeurigen Hübnér van- de rups
der Querna gegeven afbeelding en de mijne; immers aan de eerstgenoemde
ontbreken ten eenemale de roode stipjes, die de witte zijdestreep
versieren, terwijl wederom aan mijne rups de gele strepen niet te
ontdekken waren, die hübnee afbeeldt. Ik ben echter te wel overtuigd
van de naanwkeurigheid mijner afbeelding dan dat ik die den Entomologen
niet zou durven voorstellen; daar Hübner zijne rups echter
ook op eikenbladen afbeeldt, lijdt het geen twijfel dat mijn vermoeden
juist was, dat deze 't voedsel der door mij afgebeelde zouden zijn,
terwijl over het slechts éénmaal in ’t jaar voorkomen van dit insect
ook wel geen twijfel kan bestaan.
A. J. van Eyndhoven.
Nadat bovenstaande aanteekening door mij ingezonden en de plaat
reeds in behandeling genomen was,' ontving ik op den 6den Jnnij 1860
van Dr. Wttewaall te Voorst .eene rups op eiken gevonden, aanvankelijk
mij onbekend, doch die ik bij naslaan van Hübnbr’s Lanae Bom-
iycum oordeelde dezelfde te zijn, welke hij onder den naam van
Querna afbeeldt en van. welke afbeelding ik hierboven sprak; mijne
rups verschilde daarvan in geenen deele, dan alleen dat de kleur niet
zoo donker maar bleek-groen was. Zeer verblijd met deze ontdekking,
die mij in staat kon stellen het raadsel op te lossen, meende ik van
deze rups ook eene afbeelding te vervaardigen, doch dit werd mij belet
daar zij, vóór dat ik daartoe gelegenheid had, reeds den lOden Janij
verkleurd was en onmiddelijk zich in de aarde begaf, die ik haar aan-
bood. Ik hoop nu later, wanneer ik het geluk mag hebben den vlinder
uit deze rups te bekomen, mede te deelen, welke soort het was; terwijl
het bij voorraad reeds uit het jaargetijde, in 't welk ik die verkreeg,
blijkt, dat het niet mogelijk is dat deze rups de Querna zou zijn, waarvoor
Hübnee evenwel zijne afbeelding uitgaf.
A. J. y . E.
Ik heb geen oogenblik geaarzeld de verzekering van den geachten
inzender der teekeningen en bovenstaande opgaven aantenemen, dat zijne
rups werkelijk den vlinder van Notodonta querna heeft opgeleverd en
twijfel dan ook niet aan èene vergissing, voorgevallen bij het in plaat
brengen van Hübneb’s teekening, waardoor hfj de afbeelding van eene
andere rups als die van Querna gegeven heeft. Waarschijnlijk heeft
Ochsenheimeb zijne woorden afgeschreven, wanneer hij omtrent de
Querna zegt, dat de rups donkergroen is, ietwat hooger op de laatste
geleding, met twee gele ruggestrepen en eene zijdestreep van dezelfde
kleur over de zwarte luchtgaten.
Het geslacht Notodonta, waartoe deze vlinder Volgens alle schrijvers,
ook de nieuwsten, behoort, onderscheidt zich door de volgende kenmerken:
De voorpooten zijn behaard.
Er zijn 12 aderen in de voorvleugels, welke geen aanhang-cel ver-
toonen.