
P LU S I A F E S T UGAE , L.
Plaat 14 Fig. 1—9.
Hübner, Samml. Eur. Sckmett. Noct. Tab. 57 f. 277 (mas).
Treitschke, Schmeit, v. Europa, V, 3, bl. 165 en X, 2, bl. 135.
Freyer, Beitr. III. 18. Tab. 100,
Snellen, in Tijdschrift v. Ent. D. I . bladz. 128.
Omtrent deze vlindersoort had de Heer Yer Huell wel geene aan-
teekeningen, doch de plaat, die de verschillende toestanden voorstelt>
was zoo als ik reeds boven aanmerkte, met uitzondering der rups, die
er later door mij werd bijgevoegd, geheel afgewerkt. Ik wil nu trachten
eene zoo volledig mogelijke beschrijving te geven, waartoe ik grooten-
deels in staat gesteld ben door de mededeelingen van den Heer P. C.
T. Snellen, daar ik zelf nimmer de rups opkweekte en d ie, welke ten
voorbeeld aan mijne afbeelding verstrekte en van den Heer H. F ransen
te Rotterdam afkomstig i s , bestemd was om in eene verzameling van
uitgeblazen voorwerpen hare plaats in te nemen. Aan de identiteit dier
soort is evenwel niet de minste twijfel, zijnde de rups door den Heer
Snellen vergeleken met voorwerpen, die hij menigmaal in de spinsels
aantrof en die steeds den bedoelden vlinder opleverden; terwijl bovendien
de teekening en beschrijving met die van F reyer en anderen volkomen
overeenstemt.
Festucae behoort tot het genus Flusia, dat onder de Noctuïden
vooral uitmunt door de prachtige goud- en zilverkleurige sieraden,
waarmede de vlinders versierd zijn en waarvan behalve V. aureum,
Interrogationis en Concïia al de soorten, die als inlandsch tot op heden
bekend zijn, in dè eerste Serie van dit werk zijn afgebeeld. De rupsen