
De ondervleugels zijn zeer klein, hunne kleur is aan den wortel zwart
en wordt naar de puntige vleugelspits toe lichtgeel.
De onderzijde is , zoowel wat het achterlijf als de vleugels betreft,
lichter en meer geelachtig dan de bovenkant.
Tusschen de wijijes ontdekte ik geen verschil van eenig belang, ook
bij de mannen was dit zeer gering en bestond alleen in de meer donkere
of lichtere kleur der vlekken aan de buitenzijde der dwarsbandjes.
Het zittende, bij fig. 11 afgebeelde vlindertje stelt een dier donkerder
exemplaren voor.
Dat D. Salicella slechts in eene enkele generatie kan voorkomen bewijst
de langdurige leeftijd der rups. Overigens vindt men deze vlindersoort
in Engeland en verder in het grootste gedeelte van Europa ; echter scheen
zij ten tijde van T e e it sch k e nog niet bij Weenen gevangen te zijn,
hoewel zij er toch hoogst waarschijnlijk zal voorkomen, daar zij volgens
F r e t van Zweden en Lijfland tot in Zwitserland en Toscanen verspreid
is.
De Roo y. W.
Daalhuizen, Febr. 1864.
Fig. 1. Het ei, vergroot.
» 2. Eene jonge raps.
> 3. Een gedeelte van den derden voorpoot der raps, vergroot.
■ 4. De volwassen raps.
» 5. Het spinsel.
» 6. Een vronwelyke pop.
> 7. Een uitgekomen mannelijke pop.
» 8. Het staarteinde der pop, vergroot.
b 9. Een mannelijke vlinder.
» 10. Een vronwelyke vlinder.
b 11. Een versch nitgekoxnen, iets donkerder gekleurde mannelijke vlinder.
DASYSTOMA SALICELLA, Hübn.