zonderlijke bloemen of onder een drietal bloemen vindt
men meestal een schubvormig, hol of scheef napvormig
schutblad, waarbinnen twee vrije of vergroeide schutblaadjes,
n. 1. onder de afzonderlijke bloem of de zij-
bloemen, niet onder de middenbloem, zelden alle met een
schutblaadje.
Aantal soorten omstreeks 330, over de tropische gewesten van
de geheele wereld verspreid, buiten de keerkringen in gering
aantal.
Het geslacht L o ra n th u s, zooals het hier beschreven is op het
voorbeeld van Bentham en Hooker, omvat een groot aantal zeer
uiteenloopende vormen, door Bentham en Hooker als secties opgevat,
doch door oudere auteurs als geslachten beschouwd.
De in Nederlandsch Indië voorkomende soorten kunnen verdeeld
worden op de volgende wijze :
1. B lo em bla den ged u ren d e den bloei v a n de basis a f v r ij;
één sc h u tb la d ; geen sch u tblaadjes.
Sect. I. Ell-Loranthus. Bloemen zeer klein, korter dan '1 cM., verspreid
of in bundels. Eén der helmhokjës kleiner dan de andere of
ontbrekend.
Sect. II. Phoenicanthemum. Bloemen klein, korter dan 2,5 cM., in
aren of trossen. Bloemkroon meestal 5-deelig, in den knop vaak
knotsvormig aan den top; helmhokjes 2, gelijk.
Sect. III. HeteranttlUS. Bloemen van middelbare grootte, 2,5—4
cM., in bijschermen of korte trossen. Bloemkroon 4—6-deelig, in den
knop niet knotsvormig aan den top; helmhokjes 2, gelijk.
2. B lo em bla den m e e r o f m in d e r hoog tot een gave o f van
a ch teren gespleten bu is verg ro eid ; een sc h u tb la d ; geen
sch u tb laad jes.
Sect. IV. Cichlanthus. Bloemen klein of van middelbare grootte,
meestal 4-tallig. Kelkrand niet voorbij den eierstok uitstekend ; helm-
knoppen aan de basis vastgehecht. Schutbladen meestal schubvormig.
Sect. V. Dendrophthoe. Bloemen klein of van middelbare grootte,
meestal 5-tallig. Kelkrand voorbij den eierstok verlengd; helmknop-
pen aan de basis vastgehecht. Schutbladen hol, meestal grooterdan
bij de vorige sectie.
Sect. VI. Tolypanthus. Bloemen klein, meestal 5-tallig. Kelkrand
niet voorbij den eierstok verlengd. Helmknoppen aan de basis vastgehecht.
Schutbladen bladachtig of gekleurd, veel grooter dan de
bloemen, een 4—tj-bladig omwindsel om deze vormend en vrij óf tot
een gelobde nap verbonden.
Sect. VII. Loxanthera. Bloemen groot, 10—12 cM. lang, 5-tallig.
Helmknoppen ruggelings boven de basis vastgehecht. Schutbladen
klein.
3. B lo em b la d en m e e r o f m in d e r hoog tot eene gave o f v a n
ach teren gespleten bu is verbo n den ; een sch u tb lad o f tw ee
sch u tblaadjes.
Sect. VIII. Macr0 8 0 len. Schutbladen korter dan de eierstok.
Subsectie a. L o n g i f l o r a e . Bloemen in
bundels. Bloemkroon 2.5—7.5 cM. lang, aan
knoppen smal.
Subsectie b. D e n s i f l o r a e . Bloemen in
bundels. Bloemkroon 2—2.5 cM. lang, van de
wijd. Helmknoppen lijnvormig.
Subsectie c. E a c em u l o s a e . Bloemen in
kroon meestal kleiner dan 1.5 cM., van af de
pen langwerpig.
korte 1—3-bloemige
de basis dun. Helmkorte
3—oo-bloemige
basis naar bov^n verkleine
trossen. Bloem-
basis wijd. Helmknop-
Sectie IX. Elytranthe. Schutbladen langer dan de eierstok, ieder
eene bloem omsluitend. Bloemen 2.5—4 cM. lang, meestal 6-tallig
in zittende of gesteelde hoofdjes. Bloemkroon meestal aan de basis
versmald, gekromd. Helmknoppen lijnvormig.
Sectie X. Lepeostegeres Schutbladen langer dan de eierstok,
dicht dakpanswijze opeengedrongen, de buitenste ledig. Het overige
alsD beizje lfEdley tvraerndteheel.ing van het geslacht vindt men in Hooker s F lo ra
o f B ritis h I n d ia .. In Engler und Prantl’s N a tü rl. P fla n ze n fa m ilie n evenwel werden de drie laatste secties tot een afzonderlijk geslacht
E ly tra n th e vereenigd, dat zich door het bezit van een schutblad met
twee schutblaadjes onderscheidt van L o ra n th u s, waarin, zooals het
door Engler werd opgevat, de schutblaadjes ontbreken. In den
N a ch tra g van het werk evenwel brengt hij E ly tra n th e en L ora n th u s tot verschillende groepen, die beide een paar tot een soort van bij-
kelk vergroeide schutblaadjes bezitten. De Elytranthinae en Loran-
thinae verschillen doordat de eierstok bij de eerste 2—5-hokkig, bij
de tweede 1-hokkig is. In de eerstgenoemde groep onderscheidt hij
twee geslachten, E ly tra n th e BI. met aan de bevestigde helmknoppen
en L o x a n th e ra BI. met aan de rugzijde bevestigde helmknoppen, in
de tweede groep alleen L o ra n th u s L . Zie verder over het stelsel
van Engler en ook over dat van van Tieghem het Overzicht aan
het einde der familie.
2. VISOUM L .
Bloemen twee- of eenhuizig. Bloemdekbuis bij de mannelijke
bloem zeer kort, steelvormig, bij de vrouwelijke
met den eierstok vergroeid; zoom 8—4-deelig. Helm