tig. Eénhuizige heester met viltachtig uit stervormige haren
bestaand bekleedsel,--groote schildvormige in korte trossen. bladeren en bloemen
47. Coelodepas. Meeldraden 4—5 ; helmdraden dik wigvormig,
vergroeid ; helmhokjes hangend of uiteenwijkend. Rudimentaire
eierstok in de mannelijke bloem klein. Stijlen uitgespreid,
afgeplat, 2-spletig. Onbehaarde boomen met vinnervige bladeren.
Mannelijke aren lang, bij de éénhuizige soorten met vrouwelijke
bloemen aan de basis; vrouwelijke bloemen bij de twee-
huizige sóórten in korte aren.
48. Calpigyne. Meeldraden 4, met korte in het midden der
bloem vergroeide helmdraden en ruggelings vastgéhechte naar
binnen openspringende helmhokjes. Rudimentaire eierstok ontbrekend.
Stijlen aan de basis kort vergroeid, twee-spletig en
onregelmatig in slippen verdeeld. Heester; jonge takken ster-
vorniig behaard. Bloemen eenhuizig, in okselstandige en eincfe-
lingsche, draadvormige aren; mannelijke bloemen langs de lis
der aar tot kluwens verbonden.
§ § Bloemen in hoofdjes.
49. Cladogynos. Meeldraden 4; helmdraden aan de basis vergroeid.
Stijlen vertakt, kliervormig-gevederd. Bladeren nagenoeg
schildvormig, min of meer 3-lobbig. Mannelijke bloemen,
met gekleurden 2-spletigen kelk, dicht opeengedrongen in hoofdjes,
vrouwelijke lang gesteeld.
50. Cephalomappa. Meeldraden 2—4; helmdraden aan de
basis kort vergroeid. Stijlen ingesneden of 2-spletig. Bladeren
vinnervig, gaafrandig. Mannelijke bloemen in eindelingsche
hoofdjes, vrouwelijke alleenstaand, kort gesteeld.
Meeldraden 5—10.
51. Alchornea. Kelk der mannelijke bloemen in den knop
gesloten, klepswijs aaneensluitend, 3—4-deelig. Meeldraden 8
of minder; helmdraden vrij of vergroeid. Geen rudimentaire
eierstok. Bladeren öf kort gesteeld en vinnervig“ óf lang gesteeld,
vaak met steunblaadjes aan den top van den bladsteel
en drie- tot vijfnervig, Vrouwelijke bloem met 3—6 dakpans-
wijze dekkende segmenten en een 2—3, zelden 4-hokkigen niet
door een schijf omgeven eierstok.
52. Cheilosa. Kelk der mannelijke bloem in den knop min
of meer dakpanswijze dekkend, 5-deelig. Meeldraden 5—10;
helmdraden vrij. Rudimentaire eierstok aanwezig. Bladeren
vinnervig. Vrouwelijke bloem 5-deelig; eierstok 3-hokkig, door
een schijf omgeven,
53. Endospermum. Kelk der mannelijke bloem in den knop
open, 4-tandig. Meeldraden 6—10, op een kegelvormigen bloembodem
bevestigd ; helmdraden kort; geen rudimentaire eierstok.
Yrouwelijke bloem 5-tandig; eierstok niet door een schijf omgeven,
meestal 2-hokkig.
f j- f Meeldraden talrijk.
§ Meeldraden in het midden der bloem.
54. Trewia. Bladeren tegenovergesteld. Meeldraden meer dan
50; helmhokjes evenwijdig, dicht naast elkander. Stijlen zeer
lang, draadvormig, onverdeeld.
55. Wetria. Bladeren afwisselend. Meeldraden tot 30. Stijlen
zeer lang draadvormig, aan de basis vergroeid, aan den top
2-deelig.
56. Coccoceras. Bladeren afwisselend. Meeldraden 15—20, op
een weinig verhoogden bloembodem; helmhokjes evenwijdig.
Stijlen aan de basis nagenoeg niet vergroeid. Vrucht met 3 hoorns
of vleugels, of kanten.
57. Mallotus. Bladeren afwisselend of tegenovergesteld. Meeldraden
30—300 ; helmhokjes kogelvormig, vaak door een breed
helmbindsel gescheiden. Stijlen vrij of aan de basis vergroeid.
Vrucht kogelvormig of met 3 bolle vlakken, niet kantig. f
§ § Meeldraden aan den omtrek van een platten of
hollen schijfvormigen bloembodem.
58. CoELODiscüS. Bladeren tegenovergesteld. Meeldraden 20
of meer; helmknoppen klein, met evenwijdige helmhokjes. Vrucht
vjltachtig behaard of gedoomd.
b. Helmkn&ppen 3—4-hokkig.
59. Clkidion. Bladeren vinnervig. Meeldraden talrijk; helmhokjes
kogel vormig. Stijlen zeer lang, 2-spletig. Vrucht openspringend.
60. Macaranga. Bladeren 3—5-nervig, '• vaak schildvormig.
Meeldraden weinig of talrijk ; helmhokjes nagenoeg kogelvormig.
Stijlen lang of kort, onverdeeld. Vrucht openspringend.
61. Ptychopyxis. Bladeren vinnervig. Meeldraden talrijk; helmhokjes
langwerpig, twee boven elkander, het onderste het kleinst.
Stijlen kort, onverdeeld. Vrucht niet openspringend.
62. Botryophora. Bladeren vinnervig. Meeldraden talrijk;
helmknoppen zittend op een centralen bloembodem ; helmhokjes
4, klein, in 2 paren hangend aan den rand van het groote helmbindsel.
B. Meeldraden talrijk; helmdraden tot bundels verbonden.
63. Homonoia. Bladeren vinnervig, lijnvormig langwerpig of
lancetvormig. Mannelijke en vrouwelijke bloemen in okselstandige
aren. Helmdradenbundels zeer talrijk. Doosvrucht niet
gesteeld.
64. P olydragma. Bladeren vinnervig, elliptisch-langwerpig of
omgekeerd eivormig. Mannelijke en vrouwelijke bloemen in