Sect. 6. Heckeria. (Geslacht Heckeria Kunth. Engler. — Geslacht
Pothomorphe Miq. — Sect. Pothomorphe. Cas. de
Cand. — Sect. Heckeria Hook. f.)
subpeltatum. Wïlld. — Heckeria subpeltata Kunth. — Pothomorphe
subpeltata Miq. (Tropisch Azië en Afrika.)
Minder bekende soorten.
mucronulatum BI. (Noesa Kambangan.)
crassum BI. (Java.)
palrbiaunmam BeIn.s e( JaCvaa.s). de Cand. — Chavica multinervia Miq.
alb(iSduom-pautrnac.t)atum BI. (Noesa Kambangan.)
subseptemnervium Cas. de Cand. (Sumatra.)
metallicum Hall. f. (Borneo.)
porphyrophyllum Hall, f. (Borneo.) _
Koordeisii Cas. B. C. *) (Celebes.) ...
Minahassae Cas. D. C. (Celebes.)
Singkojan Cas. D. C. (Cèlebes.)
Peperomia. Buit et Pavon.
egxeimgeulal a MMiqiq. . —(J aPvaip.)er exiguurn BI. — Micropiper exiguum
Miq. (van Engelsch Indië tot de Philippijnen.)
bilineata Miq.-— Piper bilineatum BI. — Micropiper bili-
neatum Miq. (Java.)
cKaunhdliidaan aM Miqi. q.— ( JPaviap.e) r c(andidum BI. — Micropiper candi-
laedviufmoli aM iqM. iq(J. av—a. PSuipmera tral,a eBvoirfnoeliou.)m) BI. — Micropiper
laevifolium Miq. (Java.)
var, suboppositifolia Miq. (Java.)
conveyxaar. Mpairqv.WifoÊlÊia P Mipieqr. c(Joanvvae.)xum BI. — Micropiper con-
Rovxebxuurgmh iaMniaq . D(iJeatvr.a .)(Maleische Archipel.)
Krawangensis M iq, Viper laevifolium BI. var. laevinerfvoolisuom
v eBnoI.s a( JaMviaq..) — Piper nervoso-venosum BI.—Microrecpuiprvera
tan eMrvioqs. o-—ve: nPoisjupmer. rMeciqu.r v(aJtauvma. ) BI. (Java.)
Reinwvaarr.d tmiainnao rM Miifi.q .— (J aPviap.)er subrotundum BI. (lava.)
javanica Mig. (Java:)
rVefelnetxean aDtiiie tMz. iq— (JPaivpae.)r reflexum L. (In alle tropische gewevsater.
n p.)usilla Cas. de Cand. Piperpusillum BI. — Micro-
1) Deze en de beide volgende genoemd in Koorders’ Verslag, doch
voor zoover mij bekend is, nog niet beschreven.
piper pusillum Miq. — Peperomia reflexa forma javatomniecnat
oMsai qD. i(eJtarv. a—.) Piper tomentosum Vahl. (Java.)
var. earnosa Miq. (Java.)
var. pusilla Miq. (Java.)
Junghuhniana Miq. (Java.)
pseemlluircuidean siKs uCntahs.. d(Te roCpaisncdh. (AJmavear.i)ka en Afrika, Celebes.)
Fam. cxii. CHLORANTHACEAE.
Bentham et Hooker, Genera Plant. III. p. 133.||||M iq. Fl. Ind.
Bat. I, 1. p 800. — Miq. Sum. p. 343. — Baill., Hist. Plant. III,
1871. p. 475 (Piperac.). — Solms in D C. Prod. XVI. 1. p. 473. —
Hooker, Fl. of Brit. Ind. V. p. 100. — Engl. u . Prantl, Natürl.
Pflanzenfamilien III. 1. p. 12.
Bloemen eenslachtig of, doordat een mannelijke en
eene vrouwelijke aan de basis samenhangen, schijnbaar
tweeslachtig. Mannelijke bloemen: Bloemdek ontbrekend.
Meeldraden 1 of 8, tot eene 3-lobbige massa vergroeid;
helmdraden zeer kort, in het helmbindsel overgaande;
helmknoppen 2-hokkig, met aangegroeide, evenwijdige of
uiteenwijkende, in de lengte openbarstende helmhokjes,
of die der zijdelingsche meeldraden 1-hokkig. Vrouwelijke
bloemen: Bloemdek met den eierstok vergroeid aan den
top met 8 korte tanden of zonder duidelijk vooruitspringenden
rand. Eierstok onderstandig of naakt, 1-hokkig;
stempel zittend of zelden met een korten stijl, afgeknot,
min of meer knotsvormig of kort lijnvormig, onverdeeld;
één orthotroop, van af den top neerhangend eitje. Yrueht
eene kleine ei- of kogel vormige steenvrucht, met een
vleezige of sappige buitenlaag van den vruchtwand, en
een korstachtige of zeer harde binnenlaag. Zaad van
den vorm der vrucht, hangend, met eene vliezige zaad-
huid; kiemwit overvloedig, vleezig; kiem van den navel
verwijderd, klein, in het kiemwit besloten; zaadlobben
wijd uiteenstaand of onduidelijk; kiemworteltje naar
beneden gericht.
Meestal aromatische kruiden, heesters of boomen.
Bladeren tegenovergesteld, meerendeels getand, vinner