B. DE NEDERLANDSCH INDISCHE FAMILIES DER
DIALYPETALAE EN MONOCHLAMYDEAE
GERANGSCHIKT YOLGENS ENGLER’S REEKSEN l)
DER ARCHICHLAMYDEAE.
(Zie Nachtrage zu Natürl. Pflanzenfamil. (1897) en Syllabus
der Pflanzenfamilien (1898.)
A. Eitjes met veel (20 of meer) macrosporen.
I. Verticillatae. Bloemen eenslachtig, eenhuizig, mannelijke
met een tweebladig bloemdek en één centralen meeldraad,
vrouwelijke zonder bloemdek. Eierstok met twee
hokjes, het achterste steriel, het voorste fertiel, met 2—4
orthotrope eitjes. Stuifmeelbuis binnentredend door den
eivoet 2). Dopvruchtje aan den top vliezig gevleugeld. Kiem-
wit ten slotte ontbrekend. Boomen of heesters, met het
voorkomen van Equisetaceae. Mannelijke bloemen in aren,
vrouwelijke in hoofdjes.
Casuarinaceae.
Familie der Monochlamydeae.
B. Eitjes in den regel met slechts ééne macrospore.
a. Bloemdek ontbrekend of enkel, kelkachtig.
II. Piperales. Bloemen zeer klein, in aren, twee- of een-
slachtig, zonder of met een rudimentair bloemdek. Meeldraden
1*10. Yruchtbladen 1—4, vrij of vergroeid. Bladeren
ongedeeld, met of zonder steunblaadjes.
Piperaceae, Chloranthaceae.
Eeide families der Monochlamydeae.
III. Salicales. Bloemen in katjes, eenslachtig, tweehuizig,
zonder bloemdek, met een bekervormige of tot een tandvor-
1) De door Engler gebruikte term Reihe, hier vertaald door Reeks,
komt overeen met de termen Cohors van de Dialypetalae en Series
van de Monochlamydeae.
2) Behalve bij Juglans, Alnus, Corylus en Betula gaat, voor zoover
men weet, bij de overige kngiospermae de stuifmeelbuis door
den eitop.
OVERZICHT DER FAMILIES. XXIII
mige schub verminderde schijf. Mannelijke bloem met 2— co
meeldraden, vrouwelijke met 2 vergroeide vruchtbladen.
Eierstok 1-hokkig, met 2 wandstandige zaadlijsten en 'oo
anatrope eitjes. Doosvrucht met talrijke, kleine, met een
haarkuif voorziene zaden, zonder kiemwit. Boomen of heesters
met ongedeelde, zelden gelobde, in spiralen staande
bladeren met schutblaadjes.
Salicaceae.
Familie der Monochlamydeae
IY. Myricales. Bloemen in enkelvoudige, zelden samengestelde
aren, eenslachtig, eenhuizig, soms met een schutblaadje
aan de basis, zonder bloemdek. Mannelijke bloem
met 2—16 meeldraden, vrouwelijke met 2 vergroeide vruchtbladen.
Eierstok 1-hokkig, met 1 basilair, orthotroop eitje.
Stempels 2, draadvormig. Steenvrucht met was afscheidende
buitenlaag. Heesters met enkelvoudige, zelden vinspletige
bladeren.
Myricaceae.
Familie der Monochlamydeae.
V. *) Juglandales. Bloemen in aren, eenslachtig, eenhuizig,
met een enkel of zonder bloemdek. Mannelijke bloemen
met 2—40 meeldraden, vrouwelijke met 2 vergroeide vruchtbladen.
Eierstok 1-hokkig, met 1 basilair, orthotroop eitje
'en 2 stempels. Steenvrucht of noot. Kiemwit ontbrekend.
Boomen met in spiralen staande, meestal gevinde bladeren.
Juglandaceae.
Familie der Monochlamydëae.
VI. Fagales. Bloemen in enkelvoudige of samengestelde
aren, meest eenslachtig, eenhuizig, zelden tweeslachtig.
Bloemdek in kransen van ééne soort, kelkachtig, zelden ontbrekend.
Meeldraden meestal tegenover de bloemdekdeelen.
Yruchtbladen 2—6, vereenigd, onderstandig, elk met 1—2
*) Op deze plaats heeft Engler nog de Balanopsidiales en Leit-
neriales, die in ons gebied niet vertegenwoordigd zijn.