bladoksels evenzeer met kleine schutbladen aan de basis
der bloemstelen.
Aantal soorten 3—4 in Ceylon, Malakka en den Maleischen
Archipel.
10. PH YLLO CHLAMYS Bur.
Bloemen tweehuizig. M a n n elijke bloem : Bloemdek
3—4-deelig; segmenten eivormig, hol, in den knop dakpanswijze
dekkend. Meeldraden 3—4; helmdraden in
den knop neergehogen, tijdens den bloei uitgestrekt,
boven de bloem uitstekend. Rudimentaire eierstok aan
den top verbreed. V ro u w elijk e b lo em : Bloemdeksegmen-
ten 3—4, tijdens den bloei langer dan de eierstok, om
de vrucht sterk vergroot, bladachtig, toegespitst. Eierstok
eivormig, tijdens den bloei recht, weldra aan ééne
zijde sterk vergroot; stijl 2-deelig, eerst min of meer
centraal, na den bloei bijna zijdelingsch, met nagenoeg
gelijke, priemvormige stempeltakken; eitje onder den
stijl zijdelings vastgehecht, hangend. Yrucht lang ge-
steeld, door het bladachtig bloemdek bedekt en veel
korter dan dit, schuin kogelvormig ; vruehtwand aan de
basis schuin vleezig-verdikt, aan den top dun. Zaad
schuin ; zaadhuid vliezig; kiem wit dun ; kiem kogel vormig;
zaadlobben ongelijk, de een zeer dik-vleezig, 2-sple-
tig, de andere kleinere omsluitende; kiemworteltje klein,
naar boven omgebogen.
Onbehaarde boomen of heesters, gewapend door de
takken, eindigende of korte zijdelingsche doorns. Bladeren
afwisselend, kort gesteeld, weinig getand, of nagenoeg
gaafrandig, vinnervig; steunblaadjes zijdelingsch, vrij.
Mannelijke bloemen in de bladoksels tot zeer korte, bijna
zittende aren vereenigd en aan de basis voorzien van
talrijke, roestbruine, op de kelkbladen geljjkende schutbladen,
vrouwelijke alleenstaand in de bladoksels.
Ééne soort. Ph. spinosa Bur., die in Engelsch Indië, Java en Timor
voorkomt.
11. STREBLUS Lour.
Bloemen tweehuizig. M a n n elijk e b lo e m : Bloemdek
4-deelig; segmenten breed, in den knop dakpanswijze
dekkend. Meeldraden 4; helmdraden in den knop neergebogen,
tijdens den bloei uitgestrekt en boven de bloem
uitstekend. Rudimentaire eierstok aan den top verbreed.
V rou w elijke b lo em : Bloemdeksegmenten 4, in den knop
dicht dakpanswijze dekkend, den eierstok dicht omsluitend,
aan de basis meestal omgeven door 3 op hen gelijkende
schutbladen. Eierstok recht, aan den top uitgerand;
stijl centraal, diep 2-spletig, met lange, nagenoeg
gelijke stempeltakken; eitje hangend van af den top der
eierstokholte. Yrucht min of meer kogelvormig, recht,
los bedekt door de een weinig vergroote bloemdeksegmenten
en door den eindelingschen stijl gekroond; vrucht-
wand vliezig, niet verdikt. Zaad kogelvormig; zaadhuid
vliezig; kiemwit ontbrekend; kiem kogelvormig; zaadlobben
ongelijk, de een zeer groot, dikvleezig, 2-lobbig,
zoowel de andere, die klein is als het naar boven gevouwen
kiemworteltje insluitend.
Onbehaarde en ongedoornde, sterk vertakte boom of
heester, met korte, dikwijls stijve twijgen. Bladeren
afwisselend, kort gesteeld, min of meer getand, eenigs-
zins stijf, ruw, vinnervig; steunblaadjes zijdelingsch, klein,
afvallend. Mannelijke bloemen in gesteelde hoofdjes, die
ten getale van een of twee tot vier in de bladoksels
staan, aan de basis elk twee schutbladen dragen, terwijl
talrijke kleine schutblaadjes tusschen de bloemen staan;
vrouwelijke bloemen langgesteeld, in staand. de bladoksels alleenMaÉléeinsec
hseono rAt, rcShtirp.e la swpoerrd. t Laoaunrg.,e tdroief fienn g. eheel Zuid-Azië, -ook in den
12. M A L A IS IA Blanco.
Bloemen tweehuizig. M a n n elijk e b lo em : Bloemdek
3-deelig, zeer zelden 4-deelig, met in den knop kleps-
wijze aaneensluitende segmenten. Meeldraden 3, zeer
zelden 4; helmdraden in den knop neergebogen, tijdens
den bloei uitgestrekt en boven de bloem uitstekend.
Rudimentaire eierstok klein. V ro u w elijk e b lo em : Bloemdek
urn vormig met samengetrokken, een weinig getande
monding. Eierstok recht, binnen de bloem besloten;
stijl centraal, diep 2-spletig, met draadvprmige stempel-'