de bladeren te voorschijn komen of aan het eind van
korte, weinig bebladerde takken. Bloemen alleenstaand
in de oksels van vliezige, nu eens reeds voor den
bloei afvallende, dan weder bij de vrouwelijke bloemen
tot aan de rijpheid der vruchtjes blijvende schutbladen.
Ofschoon tweehuizigheid regel is, komen katjes met vrouwelijke
en mannelijke bloemen, ja zelfs onvolkomen
tweeslachtige bloemen nu en dan voor.
Aantal soorten verschillend opgegeven, van '150 tot 300, in de
koude en gematigde gewesten van het noordelijk halfrond tehuis
behoorend, tusschen de keerkringen en in het zuidelijk halfrond
zeer zelden. In Nederlandsch Indië komen slechts eenige soorten
of vormen eener zelfde soort voor.
EENIG GESLACHT VOOR NEDERLANDSCH INDIË.
SaliX Schijf gevormd door 1—2 vrije of ter nauwernood aan de
basis vergroeide kliertjes. Stempel altijd 2-deelig. Eitjes m eiken
stamper niet talrijk. Bladeren meestal smal. Katjes meestal opgericht,
dicht.
SA LIX L.
Bloemen tweehuizig. Schijf bestaande uit vleezige, klier-
vormige, opgerichte, langwerpige of breede, stompe of
uitgerande schubjes, waarvan een voor en een achtei of
alleen één achter de geslachtsorganen is geplaatst. .
Mannelijke bloem: Meeldraden 2 of bij weinige soorten
3__co (tot 12); helmdraden draadvormig, vrij of zelden
hoog vergroeid en den vorm vertoonend van een helm-
draad met 2 helmknoppen; helmknoppen meestal klein.
Vrouwelijke bloem : Eierstok zittend of gesteeld; zaadlijsten
2; stijl meestal kort; stijltakken 2, kort, uitgerand
of 2-spletig; eitjes in elke zaadlijst meestal 4 8,^ in 2
rijen. Doosvrucht 2-kleppig. Zaden overeenkomstig het
typBeo odmere nf amofi lhiee.esters, soms zeer lage heesters, met min
of meer onderaardschen stam en neerliggende takken.
Bladeren meestal smal en klein, gaafrandig of fijn gezaagd,
vinnervig; steunblaadjes verschillend. Bloemen
zittend, in dichte, opgerichte katjes, die in de gematigde
streken meestal naakt en vóór de bladeren te voorschijn
komen, in de warmere gewesten aan bebladerde twijgen
zitten.
Aantal soorten omstreeks 160, met de verspreiding van de familie.
In Nederlandsch Indië komen van Salix eenige vormen voor,
die door sommige schrijvers als soorten zijn opgevat, door andere
tZeijr nwaourwdeenrn oogde baralsc hvt artioëtt eidteen seecetnieer zelfde soort zijn onderscheiden. Pleiandrae, met 3—12 meeldraden;
vrije aan de basis behaarde helmdraden. De soort, waaronder
de meeste dézer vormen worden gebracht, is S. tetrasperma
Roxb. met dunne katjes, waaraan de bloemen in kluwens verspreid
zijn en waarvan de mannelijke 5—10 meeldraden bevatten, terwijl
de vruchten langgesteeld zijn. Het is een kleine boom, met smalle
of breed eivormig lancetvormige bladeren. O. a. door de zeer kleine,
zachtharige vruchten verschilt hiervan S. Junghuhniana Anders.
vEiennditg em ienng eovpo eJradvea ssooomrtse ng, ekzwooeaelks t.5. babylonica L., de treurwilg,
Van de Wilgen of Salix-soorten verschillen de Populieren, de
soorten van Populus X., het tweede geslacht der familie, door de
beker- of napvormige schijf, den soms 3—4-deeligen stamper, de
meestal talrijker eitjes, de meestal breeder bladeren en de ten
-minste bij de mannelijke exemplaren hangende katjes.
SAL1X-S00RTEN VAN NEDERLANDSCH INDIË.
Salix L.
tetrasperma Roxb. (Engelsch en -Nederlandsch Indië.)
varS. uHmoartsrfai.e)ldiana And. — S. Horsfieldiana Mig. (Java
vapr.h yZlolall inAgnedreiarnsa, . p.—p. i(fJ. avZao.)llingeriana Miq. — S. uro-
var. sumatrana AndersWjM S. sumatrana Miq. (Sumatra.)
JunAgnhdu. h(nJiaavnaa. )Anders. — S. tetrasperma Roxb. var. javanica
babvoyelordn ic?)a L. (Java, op den Diëng- en bij Batavia ingeE
am. c x x v iii. ceratopïïyllaceae.
Bentham et Hooker, Genera Plant. Ui p. 415. — Miq. Fl. Ind.
Bat. I. 1. p. 799. — Baill. Hist. Plant. III. 1. 479 (Piperaceae).—
PHfolaonkz. efn. faFml.. IBIIr. . 2.I npd. . 10V.. p. 639. — Engl. u. Prantl Natürl.
Bloemen éénhuizig. Bloemdek dun kruidachtig, min
of meer vliezig, gelijk, oo-deelig; segmenten 6 — 12,
smal, in den knop klepswijze aaneensluitend, aan den