48 POLYGONACEAE.
var. bracchiatum Meissn. — P. corymbosum Willd. var.
densiflorum BI. -— P. chinense L. var. cuspidatum
Miq., var. robustum Miq. 9 (Java, Sumatra.)
var. subhastatum M eissn^S P. corymbosum Willd. var.
subhastatum BI. (Java.)
var. corymbosum Meissn. — P. corymbosum Willd. (Java.)
Sect. 5. Echinocaulon Meissn.
strigosum B. Br. — P. horridum Roxb.
var. javanicum P. horridum Roxb: var. javanicum
Meissn. — P. hispidum Reinw. — P. hispidulum BI.
teste Miq. (Java.)
pedunculare Wall. — P. dichotomum BI. — P. tetragonum
BI. B- P. javanicum Zipp. (Java, Sumatra, Gelebes.)
var. subauriculatum Meissn. — P. hispidulum BI. teste
Meissn. (Borneo, Celebes.)
var. lanceolatum Meissn. -— P. dichotomum BI. p. p.
(Java, Sumatra, Borneo.)
perfoliatum L. — Echinocaulos perfoliatus Hassk. — Chy-
— localyx l) perfoliatus Hassk. (Java.)
Sect. 6. Aconogonum Meissn.
polyanthos de Bruyn (Java, N. Guinea.)
paniculatum BI. — P. baccatum Reinw. (Java, Sumatra,
Celebes.)
Sect. 7. Tiniaria Meissn.
Zippelii Meissn. (N. Guinea.)
cuspidatum Siéb. et Zucc. (Java, waarschijnlijk alleen gekweekt.)
2. Rheum L.
hybridum Murr. (Op Java gekweekt.)
B. Rumex L.
Sect. 1. Lapathum Meissn.
crispus L. (Java.)
nepalensis Spreng. (Java.)
Sect. 2. Acetosa Meissn.
vesicarius L. (Java.)
acetosa L. (Java, gekweekt.)
4. Antigonon Endl.
leptopus Hook. et Arn. (Java, gekweekt.)
l) In Hooker, F l. o f B r. In d . bij vergissing C h ilo ca lyx geschreven.
PODOSTEMOKACEAE. 49
5. Mu ephllaetyncbleacdkai a M eissn. M eissn . — Coccolóba p la ty c la d a F . v. M u ell. (Salomon-eiland, in Celehes gekweekt.)
F am. CYII. podostemonaceae.
Bentham et Hooker, G en era P la n t. III, p. 105. — Warming,
F a m ilie n P odo stem a ceae in M ém . A cad . R o yl. C openh. (VI) Scien ces II—VI (1881—1891.) — Baill., H ist. P la n t. IX, 1888, p. 256. —
Hook. f. F l. B rit. In d . V, p. 61. — Warming in Engl. u . Prantl,
N a tü rl. P fla n ze n fa m . III, 2. a. p. 1 (1891.) Engl. in N a ch tr. p. 179
(1897.1 — Möller in A n n . B u it. (II) 1899, I, p. 115.
Bloemen tweeslachtig. Bloemdek vleezig, 3-spletig of
5-deelig of ontbrekend of door uiterst kleine lijnvormige
schubjes vervangen. Meeldraden hypogynisch, nu eens
in onbepaald aantal, veel of weinig, met vrije helmdra-
den, in een meer of minder volkomen kring om den
eierstok geplaatst, dan weder 2 of zelden 3, met min of
meer vergroeide belmdraden of één ter zijde van den
eierstok; belmknoppen eivormig langwerpig of kort lijnvormig,
met 2 evenwijdige naast elkander gelegen helm-
bokjes in de lengte openbarstend. Eierstok zittend of
kort gesteeld, vrij,, 2—3-hokkig en door meestal dunne,
spoedig verdwijnende schotten gedeeld of door mislukking
eenhokkig; stijlen 2—3, kort of zeer kort, vrij of aan
de basis kort vergroeid, aan den top of aan de binnenzijde
met stempeloppervlakte; eitjes anatroop, talrijk, in
vele rijen, aan een centrale, met de tusschensehotten
vergroeide zaadlijst. Doosvrucht van kogelvormig tot
langwerpig, met centrale zaadlijst en 2—3 onduidelijke
schotten of door mislukking 1-bokkig, met 2—3 al of
niet even groote kleppen schotverbrekend openspringend.
Zaden talrijk, klein; zaadhuid gerimpeld; door het water
opzwellend en doorschijnend wordend; kiem wit ontbrekend;
kiem recht; zaadlobben langwerpig; kiemworteltje
naar den navel gericht.
Ondergedompelde, meestal eenjarige, doch soms overblijvende,
meestal zeer kleine zoetwaterplanten. Stengel
nu eens vlak uitgespreid als het thallus van
4