met 5-lobbigen rand; lobben uitgespreid-geplooid, afvallend.
Meeldraden 1 — 5, boven de bloemkroon uitstekend,
met haardunne, ongelijke, aan de basis vergroeide helm-
draden; helmknoppen dubbel-bolvormig. Eierstok gesteeld,
schuin, in een haardunnen stijl verdund; stempel schildvormig.
Anthocarpium klein, omgekeerd ei vormig, tol- of
knotsvormig, stomp of afgeknot, rolrond, 5-ribbig of
5-kantig, met fijne of grove kliertjes bezet, bij bevochtiging
slijm afscheidend. Blaasvruchtje langwerpig. Zaad-
huid aan den vruchtwand vastgehecht; kiem haakvormig;
zaadlobben ongelijk, de buitenste het grootst, beide
breed en dun, het kiemwit omsluitend; kiemworteltje
naar buiten gekeerd en naar beneden gericht.
Opgerichte of neerliggende, aan de basis houtachtige,
kale, klierachtig behaarde of zachtharige kruiden, meestal
met wijd uiteenstaande takken. Bladeren tegenover gesteld,
nagenoeg zittend of gesteeld, die van hetzelfde
paar niet zelden ongelijk, gaafrandig of golvend gerand,
min of meer dik. Bloemen klein, in pluimen, .schermen
of hoofdjes, zittend of gesteeld; bloemsteel met de bloem
geleed, met uiterst kleine, dikwijls afvallende schutblaadjes,
die hoogst zelden in kransen staan en dan een
klein omwindsel vormen.
Aantal soorten 20 of 30, in de warmere gewesten, der beide
halfronden wijd verspreid. De synoniemie der Boerhaavia-soovten
is verward. \Vij volgen in onze lijst voornamelijk de opgaven in
Miquel’s Flora. De daar voorkomende namen van den Index Kew-
ensis om te zetten gaat moeilijk, want in dat werk is bijv.:
B. diandra Burm. — B. erecta; B. ereela Burm. == B. gluti-
' nosa; B. glutinosa Vahl — B. diffusa; B. diffusa L. = B. re-
pem. L. In Engler u. Prantl, Natürl. Pflanzenfam. wordt
B. repens. L. onder den naam van B. diffusa L. en B. repanda
Willd als B. plurnbaginifolia Cavanilles vermeld.
3. BOUQ-AINVILLiABA Comm.
Bloemdek buisvormig, licht gekromd, onder het midden
meestal groen gekleurd, aldaar smal spoelvormig, vervolgens
rooskleurig of geel en smal trechtervormig en na den bloei gedrongen, aan de monding met 5—6 korte
lobben, met naar binnen gekromde, dikwijls gekrulde
randen en geplooide diep naar binnen gedrongen inhammen.
Meeldraden 7—8, met haardunne, ongelijk lange,
onder aan de basis in een nap vergroeide helmdraden;
helmknoppen dubbel bolvormig, in de bloem besloten.
Eierstok gesteeld, smal spoelvormig; stijl kort, zijde-
lingsch, draad vormig, in de buis besloten; stempel lang,
éénzijdig. Anthocarpium spoelvormig, lederachtig, licht
samengedrukt, met 5 ribben, bij bevochtiging geen slijm
afgevend. Blaasvruchtje gesteeld, cilindrisch of knotsvormig.
Zaadhuid dun; kiem haakvormig; zaadlobben
ineengerold, het kiemwit omhullend; kiemworteltje naar
buiten gelegen en naar beneden gericht.
Heesters of kleine boomen, opgericht of min of meer
klimmend, kaal of viltachtig behaard, ongewapend of gedoomd.
Bladeren afwisselend, gesteeld. Bloemen oksel-
standig of eindelingsch, zonder omwindsels, doch vaak in
bundels van drie, elk op de middennerf van een groot
gekleurd schutblad gezeten, onder het midden hiervan
vastgehecht.
Aantal soorten 7—8, in tropisch Amerika tehuis behoorend,
eenige in Nederlandsch Indië vaak gekweekt.
4. P ISO N IA L .
Bloemen éénhuizig of tweeslachtig. Mannelijk bloemdek
buis- of trechter-klokvormig, vrouwelijk meer langwerpig,
met aan de basis dikwijls verwijde buis; zoom
met 5 korte, naar binnen gevouwen, klepswijze aaneensluitende,
opgerichte of uitgespreide tanden of lobben.
Meeldraden 6—10, met ongelijke of om den andere langere,
draadvormige, aan de basis tot een buis of ring
vergroeide helmdraden; helmknoppen langwerpig of dubbel
bolvormig, boven de bloem uitstekend. Eierstok
verlengd-eivormig, zittend, naar boven overgaand in een
dunnen, binnen de bloem besloten of daar boven uitstekenden
stijl; stempel knop- of schildvormig of meestal
in talrijke haardunne franjes gespleten. Anthocarpium
klein of groot, lederachtig of verhard, zelden vleezig,
langwerpig, lijn- of knotsvormig, cilindrisch, samengedrukt
of 5-kantig, rolrond, gegroefd of geribd, glad, met
wratjes of met gesteelde een slijmachtige stof afscheidende
kliertjes. Blaasvruchtje lang, vliezig. Zaadhuid
doorschijnend, aan den vruchtwand vastgehecht; kiem