zijdelingsch of aan den top van een meer of minder
ontwikkeld helmbindsel, aan den top hoefijzervormig ineenvloeiend
en naar binnen met eene horizontale spleet
openbarstend, Vrouwelijke bloem: Bloemdek vlak. Stampers
zeer talrijk, dicht opeengedrongen; stijlen lang.
Steenvruchten (slechts bekend bij twee soorten) gesteeld.
Heesters of hoornen. Bladeren gaafrandig, tegenovergesteld.
Bloemen in okselstandige of eindelingsche trossen
of pluimen.
Aantal soorten 6, in Celebes en Nieuw Guinea.
5. A N TH O B EM B IX Perk.
Bloemen eenhuizig. Mannelijke bloem: Bloemdek wijd
omgekeerd kegelvormig of tolvormig, aan den top wijd
uitgesneden, stijf lederachtig, met naar den rand langzamerhand
dunner wordende, scherpe randen; lobben 4, in
den knop kruiswijs dakpanswijze dekkend, zeer klein.
Meeldraden 4, in het midden dicht aaneengedrukt, nagenoeg
zittend; helmhokjes horizontaal, aan den top van
het helmbindsel geplaatst, hoefijzervormig ineenvloeiend
en naar binnen met eene horizontale spleet openbarstend.
Vrouwelijke bloemen: Bloemdek als bij de mannelijke,
doch grooter, met wijd schotelvormigen rand. Stampers
zeer talrijk, dicht opeengedrongen, behaard; stijlen
lang. Yrucht onbekend.
Heesters of boomen. Takken bij eene soort onder de
knoopen verdikt en hol en aan weerskanten met ope-
ningen, waardoor mieren naar binnen komen. Bladeren
gaafrandig, groot of klein, tegenovergesteld. Bloemen in
veel- of weinigbloemige, tot trossen of pluimen vereenigde
bij schermen.
Aantal soorten 2, in Nieuw Guinea.
6, K IB A R A Endl.
Bloemen eenhuizig, zelden tweehuizig. Mannelijke
bloem: Bloemdek ei- of kogelvormig of halfbolvormig,
met 4 in den knop 2-rijig dakpanswijze dekkende, tijdens
den bloei samennijgende lobben of tanden, dus min of
meer gesloten of zelden verder geopend. Schijf ring- of
buisvormig, met de bloemdekbuis vergroeid of van boven
vrij. Meeldraden 5—8, in 2 rijen, waarvan 4 aan den
rand der schijf tegenover de tanden of lobben van het
bloemdek en 1—4 kleinere daar binnen, alle korter dan
het bloemdek; helmknoppen nagenoeg zittend, met door
een langsspleet openbarstende, ineenvloeiende helmhokjes.
Vrouwelijke bloem: Bloemdek na den bloei boven de schijf
rondom loslatend en afvallend. Staminodiën ontbrekend.
Stampers talrijk, tijdens den bloei in het bloemdek besloten
en op den bloembodem samengedrongen, vrjj; eitje
hangend, anatroop. Steenvruchten talrijk, eivormig, zittend
of gesteeld, op den vergrooten en onder elk vrucht-
blad kliervormig aangezwollen bloembodem. Zaad hangend;
kiem klein, asstandig, met eivormige, rechte zaadlobben
en een naar boven gekeerd kiemworteltje.
Boomen of heesters, met tegenoverstaande, gaafrandige
of getande bladeren. Bloemen klein, gesteeld, met kleine
of zonder schutbladen, in korte, okselstandige of zijde-
lingsche bijschermen of pluimen.
Aantal soorten 14, in Zuid Aziè en Australië.
7. L E V IE R IA Becc.
Bloemen eenhuizig. Mannelijke bloem : Bloemdekbuis
nagenoeg ontbrekend; segmenten 8, waarvan de 4 buitenste
in 2 rijen geplaatst, min of meer kelkachtig, de
4 binnenste min of meer bloembladachtig zijn. Meeldraden
talrijk, in vele rijen, de buitenste gelijkend op de
binnenste bloemdeksegmenten, de binnenste kleiner en
smaller naar de basis versmald, met aan den top afgeknotte
helmbindsels en vrije door een langsspleet openbarstende
helmhokjes. Vrouwelijke bloem: Bloemdek
nagenoeg kogelvormig-urnvormig, met 4 kleine tanden
of lobben aan de monding, later onregelmatig gespleten,
van binnen behaard. Stampers talrijk op den bloembodem
opeengehoopt, eivormig-langwerpig, in een dikken
hoornvormigen stijl uitloopend; eitje hangend, anatroop.
Steenvruchten klein, eivormig, gezeten op den verdikten
bloembodem met neerhangenden rand; vruchtvleesch dun;
kern korstachtig. Zaad met een vleezig, olie bevattend
kiemwit en eene kleine, asstandige kiem; zaadlobben