![](./pubData/source/images/pages/page150.jpg)
73. O N ESM O N B BI.
Bloemen eenhuizig. Mannelijke bloem: Kelk in den
knop kogelvormig, in 3 breede lobben splijtend. Bloembladen
en schijf ontbrekend. Meeldraden 3, afwisselend
met de lobben, ter hau'wernood boven deze uitstekend;
helmdraden dik, vrij; helmknoppen ruggelings vastgehecht;
helmbindsel dik, boven dé gescheiden, nagenoeg
evenwijdige, met min of meer naar buiten gerichte
langsspleten openspringende helmhokjes verlengd in een
lijnvormig teruggeslagen aanhangsel. Rudimentaire eierstok
ontbrekend of onduidelijk. Vrouwelijke bloem : Kelkbladen
3, gaafrandig, na den bloei vergroot. Bloembladen
en schijf ontbrekend. Eierstok kort, 3-hokkig, met 1
eitje in elk hokje; stijlen vleezig, aan de basis tot een
korte, breede massa vergroeid, grootendeels vrij, voorover-
gekromd-opgericht, dik, aan den binnenrand met wratjes
of franjes bezet en bijna vinspletig. Doosvrucht driedubbelbolvormig,
in tweekleppige kluisjes uiteenspringend.
Zaden kogelvormig; zaadhuid korstachtig; van
buiten sappig; kiemwit vleezig; zaadlobben breed, plat.
Hoogklimmende heester, evenals Tragio aan alle
deelen min of meer ruw behaard. Bladeren afwisselend,
gesteeld, getand, vinnervig, dikwijls aan de basis hartvormig.
Steunblaadjes breed, blijvend. Bloemen in einde-
lingsche of tegenover de bladeren geplaatste trossen, kort
gesteeld en alle onder een schutblad alleenstaand, de
mannelijke boven in de tros, zonder schutblaadjes, de
vrouwelijke een of meer aan den voet van de tros, elk
met twee schutblaadjes.
Eéne soort, Cn. javanica BL. die zoowel in landsch Indië voorkomt. Engelsch als Neder-
74. M E G IS T O S T IGM A Hook. f.
Bloemen eenhuizig. Mannelijke bloem. Kelk ei vormig,
met omgekeerd kegelvormige buis en 3 ei vormige, stompe,
in den knop klepswijze aaneensluitende lobben. Bloembladen
ontbrekend. Schijf den kelk van binnen beklee-
dend. Meeldraden 3, opgericht in het midden der bloem,
zonder rudimentairen eierstok; helmdraden kort, dik;
helmknoppen driehoekig, eivormig, stomp, met hartvormige
basis; helmhokjes smal, met het dikke helmbindsel
vergroeid en met naar binnen gerichte langsspleten.
Vrouwelijke bloem : Kelk bestaande uit 5 lijn-lancetvor-
mige kelkbladen, die zich na den bloei een weinig ver-
grooten. Bloembladen en schijf ontbrekend. Eierstok
driedubbelbolvormig, neergedrukt, dicht ruigharig, 3-hokkig,
met 1 eitje in elk hokje; stijlzuil veel grooter dan
de eierstok, kogelvormig, aan de basis samengetrokken,
vleezig, glad, tot het midden verdeeld in 3 afgeronde,
samennijgende lobben. Doosvrucht neergedrukt, driedubbel
bolvormig, aangedrukt zachtharig, zich verdeelend in 3
tweekleppige houtachtige kluisjes.
Nagenoeg onbehaarde klimplant met dunne, windende
stengels. Bladeren afwisselend, gesteeld, elliptisch, toegespitst
gaafrandig, driedubbelnervig. Bloemen klein, in
kleine, okselstandige, eenslachtige trossen.
Eéne soort, M. malaccense Hook. f., in Malakka en Singapore
waargenomen.
75. D A L E C H A M PIA L.
Bloemen eenhuizig. Mannelijke bloem: Kelkbladen
4,-6,' vliezig, in den knop klepswijze aaneensluitend.
Bloembladen en schijf ontbrekend. Meeldraden 20—30,
op een bollen bloembodem zonder rudimentairen eierstok;
helmdraden vrij of vergroeid; helmknoppen opgericht,
vaak dubbelbolvormig; helmhokjes naast elkander,
evenwijdig. Vrouwelijke bloem: Kelkbladen 5—12, meestal
met vin vormig geschikte franjes of in slippen verdeeld,
in den knop dakpanswijze. Bloembladen en schijf ontbrekend.
Eierstok 3—4-hokkig, met één eitje in elk
hokje; stijlen vergroeid tot een vleezige dunne of dikke
zuil, met een stompen, verbreeden of gelobden stempel.
Doosvrucht diep gelobd, kantig of driedubbel bolvormig,
zich verdeelend in 3 - 4 tweekleppige kluisjes, met harde
binnenlaag. Zaad kogelvormig of ellipsoidvormig, zonder
kiempropje; kiemwit vleezig; zaadlobben breed, plat.
Niet zelden windende, vaak hoogklimmende, al of niet
behaarde heesters of half heesters. Bladeren afwisselend,
gesteeld, gaafrandig, 3—5-lobbig of handvormig samenge