wijd uitgespreide, in wimpers verdeelde takken. Yrucht
onbOepkgeenrdie. hte, sterk vorkswijs vertakte heester, met een
stervormig vilt op de jonge twijgen. Bladeren afwisselend,
kort gesteeld, langwerpig, gaafrandig of van boven
wijd uitèenstaand fijn gezaagd, dun vinnervig, tusscheii
de nerven netvormig geaderd, lederachtig, kaal of van
onderen op de hoofdnerf dun viltachtig. Steunblaadjes
smal, priemvormig. Bloemen in okselstandige en einde-
lingsche draadvormige aren, de mannelijke in den oksel
van een schutblad tot een kluwen verbonden, de vrouwelijke
alleenstaand.
Eéne soort, C. fru tescen s Bl„ in Colebes en Borneo.
49. CLADOG-YNOS Z ipp.
Bloemen eenhuizig. Mannelijke bloem : Kelk gekleurd,
viltachtig, 2—3-deelig, min of meer klepswijze aaneensluitend.
Bloembladen ontbrekend. Schijf onbekend. Meel-
drapen 4; helmdraden aan de basis in het midden der
bloem vergroeid, boven de kelk uitstekend; helmknoppen
naar binnen met 2 spleten. Vrouwelijke bloem: Kelk
groot, bladachtig, 6-spletig, na den bloei blijvend. Bloembladen
ontbrekend. Eierstok 3-hokkig, met 1 eitje in elk
hokje; stijlen aan de basis vergroeid, vertakt, in klierachtige
wimpers verdeeld. Doosvrucht viltachtig, met
driOe pkgleuriiscjhetse , opmeente nede.n wit vilt bekleede heester. Bladeren
lang gesteeld, min of meer schildvormig, golvend
getand, min of meer 3-lobbig, van onderen netvormig
geaderd en viltachtig. Mannelijke bloemen ongesteeld,
tot hoofdjes opeengedrongen, onder één schutblad; vrouwelijke
lang gesteeld.
ESéne soort, Cl. o rien ta lis Z ip p ., in Timor en Oelebes. cheffer brengt in Miq. A n n . M us. L u gd. B a t. IV. p. 120
deze soort tot Cephafocroton H ochsl. Daar dit geslacht door Bentham
en Hoofjer tot twee Afrikaansche soorten is beperkt, laten
wij het geslacht C ladogynos onveranderd.
50. C EPHALOMAPPA B aill.
Bloemen eenhuizig. Mannelijke bloem: Kelk tol vormig,,
afgeknot, kort 2—3-spletig, met in den knop klepswijze
aaneensluitende, van buiten met dichte, klierachtige
wratten bezette lobben. Bloembladen en schijf ontbrekend.
Meeldraden 2fJ-4,‘ met aan de basis kort vergroeide,
sterk behaarde, ver - buiten den kelk uitstekende, aan
den top omgebogen helmdraden ; helmknoppen ruggelings
vastgehecht, met evenwijdige, aan het helmbindsel vergroeide,
aan de basis vrije, in dc lengte openbarstende
helmhokjes. Rudimentaire eierstok ontbrekend of kort
■ en dun. Vrouwelijke bloem: Kelkbladen 5—6, in den
knop dakpanswijze dekkend, spoedig afvallend. Bloembladen
en schijf ontbrekend.- Eierstok 3-hokkig, met 1
uitje in elk hokje; stijlen kort, vrij dik, aan de basis
vergroeid, van boven vrij, omgebogen-uitgespreid, ingesneden
of 2-spletig, van binnen dicht met wratjes bezet.
Yrucht onbekend.
Heester of boom, met een stervormige, roestkleurige
haarbekleeding. Bladeren afwisselend, gesteeld, gaafrandig,
vinnervig. Bloemen in korte trossen, waarvan er
twee of drie in de b adoksels boven elkander staan of
die aan de toppen der takken pluimen vormen en samengesteld
zijn uit gesteelde, bol vormige, mannelijke hoofdjes
aan den top of langs de as der tros en eene kort
gesteelde vrouwelijke bloem aan den voet.
Eéne soort, Ceph. B ecca rian a B a ill., in Borneo voorkomend.
51. ALCHORNEA Schuiartz.
Bloemen tweehuizig of zelden eenhuizig. Mannelijke
bloem: Kelk in den knop kogelvormig, gesloten, tijdens
den bloei met 4 kleppen opensplijtend. 'Bloembladen
en kelk ontbrekend. Meeldraden 8 of minder, zelden talrijk
; helmdraden vrij of meestal aan de basis tot een
korten ring of eene zuil vergroeid; helmknoppen ruggelings
vastgehecht, met afzonderlijke, evenwijdige of kort
uiteenwijkende, aan de basis meestal vrije, in de lengte
openbarstende helmhokjes. Rudimentaire eierstok ontbrekend.
Vrouwelijke bloem: Kelksegmenten 3—6, meestal
4, in den knop dakpanswijze dekkend. Bloembladen ontbrekend
; schijf ontbrekend of dik. Eierstok 2—3-hokkig,
zelden 4-hokkig, met 1 eitje in elk hokje; stjjlen vrij,
meestal lijnvormig, onverdeeld of zelden 2-spletig. Doos