gen; kiem nu eens recht of gekromd, met gelijke, vlee-
zige zaadlobben en een kort, naar boven gericht kiem-
worteltje, dan weder min of meer gekromd met ongelijke
of geplooide of ineengerolde zaadlobben en een naar boven
gericht of min of meer naar boven gekromd, opliggend
kiem worteltje.
Boomen, heesters of kruiden. Bladeren afwisselend of
zelden tegenovergesteld, gaafrandig, getand of gelobd óf
handdeelig, niet gevind en hoogst zelden vinspletig.
Steunblaadjes nu eens duidelijk zijdelingsch, dan weder
tot één binnen de bladstelen gelegen vergroeid, den
eindknop vaak insluitend, weldra afvallend en een ringvormig
litteeken achterlatend, zeer zelden tegenover de
bladeren en tot één tusschen de bladeren gelegen vergroeid.
Bloeiwijze okselstandig of uit de oude knoopen,
nooit eindelingscb, hoofdvertakkingen onbepaald, eind-
vertakkingen uit bijschermen bestaande, die evenwel
soms slechts door eene bloem zijn vertegenwoordigd.
Bijschermen, zoo zij meerbloemig zijn, tot bloemkluwens
of hoofdjes opeengedrongen of los in tweeën of drieën
vertakt, aan een okselstandigen bloemsteel alleenstaand
of zittend of gesteeld, verspreid langs eene enkelvoudige
of vertakte spil en tot een dichte of afgebroken aar of
een tros of pluimen verbonden; waar de bloemen op een
vleezigen gemeenschappelijken bloembodem dicht opeengedrongen
zijn, zijn de bijschermen niet te onderscheiden.
Schutbladen meestal klein of ontbrekend, soms 2-jg4
dakpanswijze opeengedrongen aan de basis van een bloem-
kluwen of hoofdje. Schutblaadjes onder elke bloem meestal
zeer klein of ontbrekend, in enkele gevallen grooter en
zelfs de bloemen bedekkend.
Aantal soorten omstreeks 1500, meerendeels in de tropische
gewesten voorkomend en aan beide halfronden eigen, in de buiten
de keerkringen gelegen gewesten in geringer aantal.
OVERZICHT DER TRIBUS.
1. Eitje hangend.
Tribus I. C eltideae '). Bloemen eenslachtig of soms tweeslach*)
Vóór deze tribus behoort in het stelsel nog die der Ulmeae, die
niet in ons gebied vertegenwoordigd is. Deze is gekenmerkt door
tig, in de bladoksels alleenstaand of tot bijschermen verbonden.
Helmknoppen van den aanvang af opgericht. Steenvrucht. Kiem
gekromd; zaadlobben op verschillende wijzen gevouwen of ineengerold.
(jeen melksap-.
Tribus II. Cannabineae. Bloemen tweehuizig, de mannelijke
in pluimen, de vrouwelijke zittend. Helmknoppen van den aanvang
af opgericht. Dopvruchtje klein. Geen melksap.
Tribus III. 9Eoreae Bloemen één- of tweehuizig. Helmknoppen
in den knop omgekeerd ; helmdraden omgebogen. Meestal melksap.
Tribus IV. Artocarpeae. Bloemen één- of tweehuizig, de
mannelijke of die van beide seksen in groot aantal in of op een
vleezigen bloembodem, zeer zelden in trossen. Helmknoppen van den
aanvang af opgericht. Meestal melksap.
2. Eitje opgericht, orthotroop.
Tribus V. Conoceplialeae Bloemen eenslachtig. Helmknoppen
4—5, van den beginne af aan opgericht. Boomen of heesters.
Meestal melksap.
Tribus VI. Ilrticeae *).. Bloemen één- of tweehuizig, hoogst
zelden vermengd met eenige tweeslachtige. Helmknoppen 1—5, in
den knop omgekeerd; helmdraden omgebogen. Kiem recht. Geen
melksap.
De omgrenzing en verdeeling der familie, zooals wij ze hier geven,
is ontleend aan Bentham en Hooker. Bij de meeste andere schrijvers
wordt de groep in twee of meer families gesplitst. De tribus
der Urticeae wordt door alle anderen als een afzonderlijke familie
opgevat. De tribus der Ulmeae en Celtideae, die in Endlicher’s Genera Plantarum, welke hierbij in Miquel’s Flora gevoegd was,
afzonderlijke families vormden, waren in De Candoli.e’s Prodomus
vereenigd tot ééne familie, de Ulmaceae; diezelfde familie vindt men
in Engler und Prantl’s Natürliche Pflanzenfam., evenzoo in Bail- lon’s Histoire des Plantes, doch daar zijn behalve de Urticeae ook
meerendeels tweeslachtige bloemen, die aan bladlooze takken vóór de
ontwikkeling der bladen te voorschijn treden, door van den aanvang
af opgerichte helmknoppen, een gevleugelde of gestekelde, niet steenvruchtachtige
vrucht en eene rechte kiem, met gevouwen zaadlobben. platte of in de lengte
i) Achter deze tribus volgt in het stelsel die der Thelygoneae, die niet in ons gebied is vertegenwoordigd. Deze is gekenmerkt
door eenslachtige bloemen, talrijke van den aanvang af opgerichte
helmknoppen en een rechte kiem. De tribus bevat slechts één geslacht,
Thelygonum L., met twee soorten, beide kruidachtige planten,
waarvan de een in Centraal Azië, de andere aan de kusten der
Middellandsche Zee en de Canarische eilanden voorkomt. In Engler und Prantl’s Natürliche Pflanzenfamüien draagt het geslacht den
naam van Cynocrambe Gaertn. en wordt het als het type eener
afzonderlijke familie, de Cynocrambaceae, opgevat.