raceae (Jahrb. Bot. Gart. Berl. F.) Daarentegen worden zij in
E n g ler Nalürl. Pflanzenfam. met de beide eerste tribus versmolten.
In dat werk wordt de familie, waaruit zooals boven gezegd is, de
Hernandieae zijn buitengesloten, verdeeld naar het volgende stelsel,
waardoor de geslachten gemakkelijker te overzien zijn dan in dat van
B entham en H o o k er .
A. Helmknoppen 4-hokkig I. P e r so id e a e ,
a. Meeldraden van den derden krans meestal keerd. naar buiten ge
cc. Vruchtbare meeldraden 9. 1. Cinnamomeae.
(9. Cinnamomum, 7. Persea, 10. Machilus,
8. Alseodaphne, 10. Phoebe.)
(2. Vruchtbare meeldraden 3. 2. E d sid er o x y lea e.
_ _ (1 2 . Eusideroxylon.)
b. Meeldraden van alle kransen naar binnen gekeerd.
3. Lit s e e a e .
(14. Litsea, 13. Actinodaphne.)
B. H elm knoppen 2-hokkig. ' II. L a u r o id ea e.
a. Rebladerde h e e ste rs of boomen.
cc. Meeldraden van den derden krans naar buiten gekeerd.
I. De twee of drie buitenste meeldradenkransen vruchtbaar.
1. As~ onder de v ru c h t som s v erdik t, doch n ie t b ek ervorm
ig. 1. Apo l l d n ie a e .
(3. Beilschmiedia, 4. Dehaasia, 5. Micropora.)
2. As, bekervormig de vrucht omgevend.
2. Cr y pto c a r y ea e.
(1. Cryptocarya, 2. Cyanodaphne.)
II. Alleen de derde meêldradenkrans vruchtbaar.
3. Ac r o d ic l iea e .
(3. Meeldraden van alle kransen naar binnen g(e6k. eeErdndiandra)
4. L a u r ea e,
(15. Lindera, 16. Iteadaphne.)
b. Bladlpoze slingerende woekerplanten. 5. Ca ssy th ea e .
(17. Cassytha.)
1. CRYPTOCARYA R. Br.
Bloemen tweeslachtig. Bloemdekbuis tol- of ei vormig,
na den bloei aan den top samengetrokken; zoom met
6 nagenoeg gelijke slippen. Volkomen meeldraden 9, die
van den eersten en den tweeden krans zonder klieren
en met naar binnen gerichte, 2-hokkige helmknoppen,
die van den derden , krans dikwijls aan de basis met eene
nagenoeg zittende klier en met naar buiten gekeerde,
tweehokkige helmknoppen, die van den vierden krans
vervangen door eivormige, kort gesteelde of aan de basis
vernauwde staminodiën. Eierstok op den bodem van het
bloemdek zittend, binnen de buis besloten; stijl kort
daarboven uitstekend, met stompen of schijfvormigen
stempel. Vrucht besloten binnen het vergroote, verharde
of dunvleezige of steenvruchtachtige, kogelvormige of
langwerpige bloemdek, met gesloten monding en afval-
lenden of zelden lang blijvenden zoom; vruchtwand
vliezig of verhard, met de bloemdekbuis vergroeid of
dikwijls vrij en gemakkelijk te verwijderen. Zaadhuid
vliezig, dikwijls nagenoeg niet van den vruchtwand te
ondBeoroscmheenid eno.f heesters, met afwissel_ende of verspreide,
zelden nagenoeg tegenoverstaande, lederachtige, vinner-
vige of driedubbelnervige bladeren. Bloemen klein, in
okselstandige of nagenoeg eindelingsche, gesteelde pluimen.
Aantal soorten omstreeks 40, in tropisch Azië, Australië en
Afrika, in Amerika ook in de niet tropische gewesten.
2. CYANODAPHNE BI.
Bloemen tweeslachtig. Bloemdekbuis blokvormig; zoom
met 6 segmenten, waarvan de B buitenste veel kleiner
dan de binnenste. Volkomen meeldraden 9, die van den
eersten en den tweeden krans zonder klieren, en met
naar binnen gerichte, 2-hokkige helmknoppen, die van
den derden krans aan de basis aan weerszijden met een
nagenoeg zittende klier en met naar buiten ppensprin-
gende, tweehokkige helmknoppen ; staminodiën van den
vierden krans klein, eivormig. Eierstok op de basis van
het bloemdek nagenoeg zittend, in de buis besloten, met
een kort daarboven uitstekenden stijl. Vrucht in de
besvormige, door den blijvenden zoom gekroonde bloemdekBbouoims
ebne. sloBtelna.deren verspreid, dicht opeengedrongen
aan de jonge korte takken. Bladknoppen met weinige