![](./pubData/source/images/pages/page67.jpg)
1. T AM B O U R IS SA Sonn.
Bloemen tweehuizig of eenhnizig. Mannelijke bloem :
Bloemdek ei- of min of meer kogelvormig, vleezig, zeer
stomp, in de jeugd geheel gesloten of met 4—6 korte
tandjes aan den top, ten slotte in 4—6 uitgespreide
lobben splijtend Schijf het bloemdek van binnen beklee-
dend. Meeldraden talrijk in vele' rijen, zonder klieren;
helmknoppen nagenoeg zittend, langwerpige met vrije
evenwijdige, zjjdelingsche, met een langssplëet openbarstende
helmhokjes, meestal met golvende randen. Vrouwelijke
bloem: Bloemdek nagenoeg geheel gesloten.
Staminodiën ontbrekend. Yruchtbladen talrijk, bedolven
in een onbehaarde vleezige schijf, die de geheele wandvlakte
bekleedt; stijlen vereenigd tot een korte, kegelvormige
zuil, die binnen de bloemdekholte boven de
schijf uitsteekt; eitje hangend, anatroop. Steenvruchten
binnen het vergroote, vleezige, nagenoeg gesloten bloemdek
verborgen, door middel van de schijf vergroeid of
vrij, gelegen in afzonderlijke holten* der schijf. Zaad
hangend; kiem asstandig, ongeveer een vierde der lengte
van het kiemwit innemend; zaadlobben eivormig of
elliptisch.
Boomen. Bladeren tegenovergesteld of zelden afwisselend,
lederachtig. Bloemen in de bladoksels of aan de
toppen der takken in gering aantal, bijschermen of trossen
vormend, zelden in een eindelingsche pluim, meestal
grooter dan bij de overige geslachten.
Aantal soorten omstreeks 14, waarvan eene op Java, de overige
op de Mascarenische eilanden.
2. P A LM E R IA F. v. Muell.
Bloemen tweehuizig. Mannelijke bloem: Bloemdek
half bolvormig, nagenoeg gesloten door 4—6, in den
knop licht dakpanswijze dekkende, samennijgende lobben,
Schijf het bloemdek van binnen bekleedend, behaard.
Meeldraden talrijk, in vele rijen, zonder klieren; helmknoppen
nagenoeg zittend, lancetvormig, met evenwijdige,
vrije door een langsspleet naar binnen openbarstende
helmhokjes. Vrouwelijke bloem: Bloemdek nagenoeg
kogelvormig, met eene kleine monding. Staminodiën ontbrekend.
Yruchtbladen talrijk, vrij, in het bloemdek
besloten, met draadvormige kort boven de monding uitstekende
stijlen; eitje hangend, anatroop. Steenvruchten
binnen het vergroote, onregelmatig kogel- of veer vormige
bloemdek besloten. Zaad hangend.
Klimmende heester of boom. Bladeren tegenovergesteld,
gaafrandig. Bloemen klein, gesteeld, zonder schutbladen
in groot aantal verbonden tot okselstandige, trosvormige
bijschermen of pluimen.
Aantal soorten 1 of 2 in Australië en 1 in Nieuw Gtuinea.
3. M A T T H A E A BI.
Bloemen tweehuizig. Mannelijke bloem: Bloemdek
neergedrukt-tolvormig, aan de monding door eene dubbele
rij van 4 lobben gesloten. Meeldraden 5, met zeer
korte helmdraden en eivormige, 2-hokkige, met 2 langs-
spleten openbarstende helmknoppen. Vrouwelijke bloem :
Bloemdek neergedrukt kogelvormig, bijna half kogelvormig,
in de jeugd gesloten, bij den bloei aan de basis
rondom loslatend. Staminodiën afwezig. Stampers talrijk,
den breeden, platten bloembodem dicht bedekkend, zittend
of kort gesteeld, in een langwerpigen, zeer korten
stijl overgaand; eitje hangend, anatroop. Steenvruchten
vleezig, op den schijfvormigen bloembodem gesteeld. Zaad
hangend; kiemwit vleezig, hard; kiem rolrond, recht,,
lang, met een naar boven gericht kiemworteltje en korte,
rechte zaadlobben.
Heester. Bladeren tegenovergesteld, lederachtig, gaafrandig,
of verwijderd fijn gezaagd, kaal. Bloemen gesteeld,
tot bundels vereenigd in de bladoksels of aan de
oude knoopen der takken.
Eéne soort, M. sancta BI., in Borneo en Sumatra voorkomend.
4. STEG rA N TH ER A Perk.
Bloemen eenhuizig. Mannelijke bloem : Bloemdek kogelvormig
of langwerpig, stijf lederachtig, met 4 in den knop
kruis wij s dakpanswijze dekkende kleine, soms zeer kleine
lobben. Meeldraden 4, in het midden van het bloemdek
weggedoken; helmknoppen nagenoeg zittend; helmhokjes
7