korstaehtig of verhard, niet openbarstend. Zaad door
mislukking meestal één; zaadhuid vliezig. Kiemwit ontbrekend;
zaadlobben vleezig, glad, gerimpeld of uitgevreten
; kiemworteltje kort, naar boven gericht.
Boomen of heesters. Bladeren afwisselend, vinnervig,
gezaagd-getand of gaafrandig, zelden gelobd, nooit
samengesteld. Steunblaadjes vrij, dikwijls spoedig afvallend.
Bloeiwijze verschillend, de mannelijke katjes echter
meestal zijdelings aan éénjarige takken, of aan de basis
der knoppen, de vrouwelijke meestal aan den 4op van
weinig bebladerde twijgen; soms de bloeiwijze bij beide
seksen okselstandig.
Aantal soorten omstreeks 400, grootendeels in de gematigde
gewesten van het noordelijk halfrond, tusschen de keerkringen in
de bergstreken van Zuid-Azië en Centraal Amerika voorkomende.
De omgrenzing der familie, zooals ze hier is beschreven volgens
Bentham èn Hooker, bevat drie groepen, die bij sómmige schrijvers
als afzonderlijke families worden opgevat. De groepen zijn :
ie De Quercinae, Cupuliferae, Faginae, Fagaceae of Castaneae;
2e de Betulineae of Betulaceae; Be de Coryleae, Corylaceae of
Carpinaceae. In Engler u. Prantl, Natürl. P/lanzenfamilien
staat de eerste groep onder den naam van Fagaceae en zijn de
beide laatste vereenigd onder den naam van Corylaceae. Bait.lon
daarentegen vereenigde alle groepen onder den naam van Casta-
neaceae en voegde er nog aan toe de familie der Myricaceae en
de niet in Nederlandsch Indië voorkomende families der Leitneria-
ceae en Balanopsidaceae. Bij Bentham en Hooker worden de drie groepen als tribus opgevat
en deze op de volgende wijze gekenschetst:
Tribus I. lietu lea e. Mannelijke katjes hangend. Bloemdek-
segmenten 4 of door mislukking minder. Meeldraden 2—4. Vrouwelijke
aren, met dakpanswijze dekkende, schubvormige schutbladen.
Bloemen onder elk schutblad 2—3. Bloemdek ontbrekend. Eierstok
2-hokkig, met 1 eitje in elk hokje. Stijlen 2. Noot klein, samengedTrruikbtu.
s II. C /O ry le a e . Mannelijke katjes hangend. Bloemdek
ontbrekend. Meeldraden 3—co , op een bloembodem bevestigd, die
op het schutblad is vastgegroeid. Vrouwelijke bloeiwijze verschillend.
Bloemdek met den eierstok vergroeid. Eierstok 2-hokkig,
elk hokje met 1 eitje; stijlen of stijltakken 2. Noot ei-kogelvormig
of samengedrukt.
Tribus III. Q n e r c in a e . Mannelijke bloemen in hangende of
opgerichte katjes of in losse hoofdjes of ten getale van 1—3 bijeen.
Bloemdek, 4—6-, zelden 7-lobbig. Meeldraden in onbepaald aantal.
Vrouwelijke bloemen langs de spil van een aar verspreid, afzonderlijk
of in groepen van 2—3 omgeven door omwindsels van dakpanswijze
opeengeschoven en min of meer vergroeide schubben.
CUPULIFERAE. 589
Eierstok 3-hokkig of zelden 2- of 4—6-hokki?, met 2 eitjes in elk
nhookojte .g ehVereulc hotmdrsalugietnedn d.omwindsel onder de noot napvormig of de
In tropisch Azië komt alleen de laatste tribus voor. De geslachten
hiervan kan men nog in 2 groepen verdeelen, die met driekantige
vrucht en in bolvormige hoofdjes. of 2—3 bijeenstaande
mannelijke 'bloemen in Engler und Prantl, Natürl. Pflanzen-
familien, Fageae genoemd, en die met afgeronde vrucht en hangende
of recht opstaande mannelijke katjes, in hetzelfde werk als
Castaneae onderscheiden. De eerste groep, bij Bentham en Hooker
het geslacht Fagus L. vormend, waarin de Beuk, F. sylva-
tica L., tehuis behoort, komt in ons gebied niet voor.
In de tweede groep onderscheiden Bentham en Hooker drie
geslachten, Quercus L., Castanopsis Spach en Castanea L. De
verschillen tusschen deze zijn echter zeer willekeurig. Men zou
ze daarom even goed alle drie kunnen vereenigen, vooral ook omdat
het groote geslacht Quercus uit zeer heterogene bestanddeelen
is. samengesteld. Met het oog hierop werd ook door Prantl voorgesteld
om Quercus in tweeën te splitsen en de beide andere te
combineeren. In ons gebied komen alleen Quercus en Castanopsis
voor.
OVERZICHT DER GESLACHTEN.
1. Quercus. Mannelijke katjes of aren hangend of die van beide
seksen opgericht en stijf. Eierstok 3-, zelden 4—5-hokkig. Vruchtdragend
omwindsel, door de toppen der schubben in velden verdeeld,
geringd of gestekeld, doch overigens ongewapend, onder de noot
napvormig of de noot grootendeels of geheel en al omhullend, slechts
éérie noot bevattend.
2. Castanopsis. Mannelijke en vrouwelijke aren opgericht, stijf.
Eierstok 3-hokkig. Vruchtdragend omwindsel met doorns of bundels
van wratten gewapend, de noot geheel en al omsluitend, ten slotte
regelmatig of onregelmatig gespleten, één tot vier noten bevattend.
1. QUERCUS L.
Bloemen éénhuizig, in éénsiachtige of zelden tweeslachtige,
zittende of nagenoeg zittende, hangende of
opgerichte aren. Mannelijke bloem: Bloemdek klok vormig,
gelobd of tot de basis verdeeld, met 4—7, meestal
6, vliezige, in den knop dakpanswijze dekkende lobben
of segmenten. Meeldraden oo , meestal 6, soms 10—12;
helmdraden vrij, draadvormig, ver uitstekend; helm-
knoppen opgericht, eivormig of langwerpig of zelden
min of meer kogelvormig; helmhokjes naast elkander,
evenwijdig, door een langsspleet openspringend. Rudi