den worden, komt de soort vrijwel met de overige soorten van
Endospermum overeen, doch bij de vrouwelijke vindt men een
steeds volkomen onverdeelden schijfvormigen stempel, terwijl de
eierstok aldaar 5—6-hokkig en de rijpe vrucht volgens Teysman en.
Binnendijk kogelvormig is. Het is dus nog niet volkomen zeker
dat deze soort tot het geslacht behoort.
54. TR EW IA L.
Bloemen tweehuizig. Mannelijke bloem-. Kelk in den
knop kogelvormig gesloten, bij den bloei in 8 — 4 breede
holle, meestal neergeslagen slippen splijtend. Bloembladen
en kelk ontbrekend. Meeldraden meer dan 50, op een
bollen, dikken bloembodem ingeplant; helmdraden vrij;
helmknoppen nabij de basis ruggelings vastgehecht, langwerpig,
met evenwijdige, tegen elkander staande, in de
lengte openbarstende helmhokjes. Rudimentaire eierstok
ontbrekend. Vrouwelijke bloem: Kelkbladen 8—-5, min
of meer breed, in den knop dakpanswijze dekkend, spoedig
afvallend. Eierstok 2—4-hokkig, met 1 eitje in elk
hokje; stijlen aan de basis vergroeid, naar boven lang
lijnvormig, rolrond, onverdeeld, rondom wratachtig behaard.
Vrucht 2^-4-hokkig, niet openbarstend, met min
of meer vleezige buitenlaag en dun korstachtige binnen-
laag. Zaad ei vormig; zaadhuid hard; kiem wit vleezig;
zaadlobben plat, breed.
Meestal van af de basis vertakte boomen, met een
week hout. Bladeren tegenovergesteld, gesteeld, breed,
gaafrandig, 8—5-nervig. Mannelijke bloemen groot en
kort gesteeld, onder elk schutblad één, in zij delingsche,
vóór de bladeren ontwikkelende, lange, losse trossen;
vrouwelijke alleenstaand aan een okselstandigen bloemsteel
of ook in trsosen.
Aantal soorten 2, waarvan eene tot Engelsch Indië is bepaald,
terwijl de tweede Tr. nudiflora L. zoowel in Engelsch als in
Nederlandsch Indië verspreid voorkomt.
55. W E T R IA Baill.
Bloemen tweehuizig. Mannelijke bloem: Kelk 3—5-
spletig. Bloembladen ontbrekend. Meeldraden 20.—30, op
een bollen bloembodem ingeplant; helmdraden in den
knop opgericht, aan de basis vergroeid; helmknoppen
EUPHORBIACE AE. 249
dubbel bol vormig, naar buiten gekeerd en m ethethelm -
bindsel vergroeid. Vrouwelijke bloem : Kelkbladen 5, ongelijk,
vrij spoedig afvallend. Eierstok 3—4-hokkig, met 1
eitje in elk hokje; stijlen 3, zelden 4, bijna tot de basis
vrij, zeer lang draad vormig, 2-spletig en van binnen
penseelvormig. Doosvrucht uit 3-^-4 kluisjes bestaande,
met zeer kleine stekels.
Boom met kort gesteelde, wigvormig' langwerpige, 1-
tot bijna 2 voet lange bladeren. Mannelijke bloemen ten
getale van drie ot in kluwens bijeen langs de spil van
aarvormige, bij een der soorten okselstandige, korte
trossen; vrouwelijke bloemen, waar zij bekend zijn, in
zeer lange trossen of alleenstaand en dun lang gesteeld.
Aantal_soorten 2, in Nederlandsch Indië, W. trewioides BaiJ.1.
en W. cuneifolia Pax. Van de eerste zijn mannelijke en vrouwe-
lijke exemplaren beschreven, doch de vrucht nog onvolkomen be-
kend; van de tweede kent men alleen het mannelijke exemplaar.
56. COCCOCERAS Mig.
Bloemen tweehuizig. Mannelijke bloem : Kelk in den
knop kogelvormig, gesloten, tijdens den bloei in 3—4
kleppen splijtend. Bloembladen en schijf ontbrekend.
Meeldraden 15—20, op een niet zeer hoogen bloembodem
ingeplant; helmdraden vrij; helmknoppen nabij de basis
ruggelings vastgehecht, met vrije, evenwijdige, in de
lengte openbarstende helmhokjes. Rudimentaire eierstok
ontbrekend. Vrouwelijke bloem: Kelk 5-deelig, met lancetvormige,
in den knop smal dakpanswijze dekkende segmenten.
Schijf ontbrekend. Eierstok 3-hokkig, met 1
eitje in elk hokje; stijlen aan de basis nagenoeg niet
vergroeid, uitgespreid, wratachtig behaard of bijna in
slippen verdeeld. Doosvrucht neergedrukt, vrij hard,
3-kantig, de kanten met ribben voorzien, die soms in
verticale of horizontale uitsteeksels eindigen, ten slotte
hokverbrekend 3-kleppig. Zaden min of meer kogelvormig
of samengedrukt, glad, met een kiempropje; zaadhuid
korstachtig.
Boomen. Bladeren afwisselend, gesteeld, gaafrandig of
golvend getand, aan de basis 3-nervig, verder vinnervig
en dwars geaderd. Bloemen in okselstandige of einde-
lingsche, lange trossen, de mannelijke in jeugdigen toe