bloei elastisch uitgestrekt. Rudimentaire eierstok klein.
Vrouwelijke bloem : Bloemdek 3-deelig; segmenten eenigs-
zins plat of min of meer kapvormig, ongelijk. Stamino-
diën klein, schubvormig. Eierstok min of meer recht;
stempel penseelvormig, afvallend; eitje van af de basis
opgericht. Dopvruchtje recht, weinig samengedrukt, gedeeltelijk
los omgeven door het blijvende, doch kortere
bloemdek; vruchtwand min of meer dikvliezig. Zaad
van den vorm der vrucht; zaadhuid vliezige kiemwit
niet overvloedig; zaadlobben breed.
Eén- of tweejarig kruid. Bladeren tegenovergesteld,
vliezig, gesteeld, gezaag'd-getand, 3-nervig; steunblaadjes
verbonden tot één binnen den bladsteel. Bloemen in ge-
steelde hoofdjes, die in de bladoksels alleen staan en
eerst wijd klokvormig, later schijfvormig uitgebreid zijn
en öf beide geslachten gemengd öf een van beide of
vrouwelijke met onvruchtbare gemengd bevatten.
Ééne soort, L. Wiqhtii Wedd., die in Engelsch Indië, Java
en tropisch Azië voorkomt. Door de tegenoverstaande bladeren
en den schijfvormigen gemeenschappelijke!! bloembodem houdt zij
het midden tusschen de geslachten Pilea Lindl. en Elatostema
Forst. Tot die soorten van het laatste geslacht, waarin tegenover
elk blad een kleiner blaadje staat, heeft het geslacht Lecanthus
een groote verwantschap en het vormt dus den overgang van de
Pilea-groep tot de Elatosterna-groep. Het verschil tusschen Pilea
en Lecanthus is hetzelfde als tusschen Pellionia en Elatostema.
Zoo de beide laatste vereenigd worden, moet Lecanthus ook-in Pilea
worden opgenomen.
39. E L A T O S T EM A Forst.
Bloemen één- of tweehuizig, in schijfvormige hoofdjes,
Mannelijke bloem: Bloemdek 4—5-deelig; segmenten
vliezig of bijna doorschijnend, in den knop, licht dak-
panswijze dekkend, van achteren onder den top dikwijls
met een knobbel of een kort aanhangsel. Meeldraden
4—-5; helmdraden in den knop omgebogen, tijdens den
bloei elastisch gestrekt, soms hoog met de bloemdek-
segmenten vergroeid. Rudimentaire eierstok klein. Vrouwelijke
bloem: Bloemdek uit 3—5 kleine, smalle segmenten
bestaande of geheel ontbrekend. Staminodiën
klein, schubvormig, soms afwezig. Eierstok recht; stempel
zittend, kort penseelvormig, spoedig verdwijnend; eitje
van af de basis opgericht. Dopvruchtje eivormig of
ellipsoidvormig, samengedrukt, vaak gestreept, door het
onveranderde bloemdek aan de basis omgeveu; vruchtwand
vliezig. Zaad van den vorm der vrucht; zaadhuid
vliezig; kiemwit meestal ontbrekend; zaadlobbeneivormig.
Éénjarige of overblijvende, zelden aan de basis houtachtige,
niet epiphytische kruiden, met ge voorden, zelden
rolronden stengel. Bladeren schijnbaar steeds afwisselend,
zittend of kort gesteeld, tweerijig, aan de basis
ongelijk, met het smallere deel naar den top van den
tak gericht, grof gezaagd of zelden gaafrandig, 3 - 5 -
nervig, duidelijk geaderd, soms met bijvoeging van een
klein steunbladachtig blaadje, dat daar tegenover is geplaatst
en teruggeslagen of zijdelingsch en opgericht is;
steunblaadjes binnen den bladsteel, onverdeeld. Bloemen
in de jeugd besloten binnen een kogel- of knopvormigen,
soms eene nauwe opening vertoonenden algemeenen
bloembodem, die zich later tot een meer of minder gelobde
of gedeelde schijf uitbreidt en bestaat uit-de ver-
breede ineenvloeiende spillen der het hoofdje samenstellende
verkorte bijschermen. Hoofdjes een of twee in
de bladoksels, zittend of gesteeld, éénsiachtig, nu eens
met groote een omwindsel vormende schutbladen, dan
weder met kleinere of geheel naakt, de mannelijke vaak
met groote, elke bloem afzonderlijk insluitende schutblaadjes,
de vrouwelijke meestal met kleinere lijnvormige.
Aantal soorten omstreeks 50. in Zuid Afrika. en Oost Azië en tropisch
Wij hebben hier de beschrijving en omgrenzing van het geslacht
Elatostema, overgenomen, zooals die bij Bentham en Hooker
iri de Genera Plantar.um voorkomt. Door Hallier f. evenwel
worden de geslachten Elatostema, Procris en Pellionia tot den rang
van ondergeslachten teruggebracht, omdat hij geen scherpe grenzen
tusschen hen kon vinden. Wij zouden ons hierbij hebben aangesloten
zoo het op deze wijze gevormde geslacht zich scherp van
zijne verwanten onderscheidde. Dit is geenszins het geval en er
is evenveel grond ook de geslachten der Pitea-groep in Elatostema
op te nemen. -O. a. is Lecananthus met de bloeiwijze van Elatostema.
doch met tegenoverstaande bladeren om het laatste kenmerk
alleen moeilijk te scheiden van die Elatostema-soorten,
waarin tegenover elk blad een veel kleiner blaadje taat. Ook
tusschen Pilea en Pellionia is geen verschil behalve in den blad