vrucht 2—3-dubbelbolvormig, in tweekleppige korstachtige
kluisjes uiteenbarstend. Zaden nagenoeg kogelvormig, zonder
kiempropje; zaadhuid korstachtig; kiemwit vleezig
zaadlobben plat en breed.
Boomen of heesters, meestal met een dunne haarbe-
kleeding, zelden zachtharig. Bladeren afwisselend, gaaf-
randig of getand, vinnervig of aan de basis 3—5-nervig
en meestal aan de basis van onderen met twee of meer
klieren. Bloemen in okselstandige of zijdelingsche aren,
waarvan de mannelijke, dun en enkelvoudig of pluim-
vormig vertakt, bezet zijn met kleine, kluwenvormig opeengedrongen
bloemen, terwijl de vrouwelijke trossen of
aren enkelvoudig zijn met eene bloem onder elk schutblad.
Aantal soorten omstreeks 30, in de tropische gewesten der beide
halfronden. Men kan de soorten van Nederlandsch Indië verdeelen
in twee'Iëcfies : 1. Cladodes Bladeren vinnervig, zonder steun-
blaadjes. Vrouwelijke bloem met 4—6 kelkbladen. Schijf aanwezig.
Meeldraden 3—8. Stijlen kort, afgeplat of gelobd ; 2. Sti- pellaria. Bladeren driedubbelnervig, met steunblaadjes. Vrouwelijke
bloem met 5—8 kelkbladen. Schijf ontbrekend Meeldraden 7 8.
Stijlen draadvormig.
52. CHEILOSA BI.
Bloemen tweehuizig. Mannelijke bloem: Kelksegmenten
5, min of meer gelijk, eenigszins dik, in den knop licht
dakpanswijze dekkend. Bloembladen ontbrekend. Schijf-
klieren klein. Meeldraden 5—10, de buitenste met de
kelksegmenten afwisselend; helmdraden vrij; helmknop-
pen kort; helmhokjes ei-kogel vormig, evenwijdig, door
het helmbindsel gescheiden. Rudimentaire eierstok omgekeerd
eivormig of stomp 2—-3-spletig. Vrouwelijke
bloem : Kelksegmenten ongelijk. Bloembladen ontbrekend.
Schijf met getanden rand. Eierstok 3-hokkig, met 1
eitje in elk hokje; stijlen aan de basis kort vergroeid,
teruggekromd, aan den top 2-spletig. Doosvrucht groot,
nagenoeg bolvormig, met 6 voren, in kluisjes uiteenspringend.
Zaden met kiemwit; zaadlobben groot en
breHedo.oge, onbehaarde boom. Bladeren afwisselend, gestoeld,
gaafrandig of aan den top golvend-getand, vinnervig.
Bloemen okselstandig; mannelijke klein, kort
gesteeld, in bundels van 2—4 onder één schutblad
langs de as van een tros of pluim, de vrouwelijke in
trossen,
Eéne soort, Ch. m o n ta n a BI., in Java voorkomend.
53. EN D O SPE RM UM B en th .
Bloemen tweehuizig. Mannelijke bloem: Kelk in den jongeren
knop bolvormig, nagenoeg gesloten, doch reeds
vóór den bloei geopend, met 4 korte en ongelijke tanden.
Bloembladen ontbrekend. Schijf 4—5-kantig, met korte
lobben de meeldradenzuil dicht omsluitend. Meeldraden
6_10, op een min of meer kogelvormigen hoogeh bloembodem
ingeplant; helmdraden kort; helmknoppen dubbelbolvormig;
helmhokjes afzonderlijk, elk in 2 vakjes verdeeld
en met 2 kleppen openspringend. Rudimentaire
eierstok klein of ontbrekend. Vrouwelijke bloem: Kelk
5-tandig. Bloembladen ontbrekend. Schijf hypogynisch.
Eierstok 2-, zelden 5-hokkig, met 1 eitje in elk hokje;
stijlen tot een platte, uitgespreide, min of meer 3-lob-
bige schijf vergroeid. Yrucht dubbelbolvormig zonder
„ centrale zuil in 2 niet openspringende kluisjes uiteenwijkend,
met dunne buitenlaag en harde of korstachtige
binnenlaag. Zaad kogel vormig; zaadhuid netvormig rimpelBigo;
o mkeienm. wBilta daeanrewne zgige.steeld, rondachtig-hartvormig of
schild vormig, gaafrandig, lederachtig, van onderen dun
viltachtig, aan de basis 3—5-nervig en vaak met 2
klieren aan de basis en eene klier tusschen de vertakkingen
der zijnerven. Bloemen in okselstandige en zijdelingsche
lange, enkelvoudige trossen, de mannelijke klein,
nagenoeg zittend in kluwens langs de as van den tros,
de vrouwelijke alleenstaand onder een schutblad.
Aantal soorten 5, in Malakka, den Maleischen Archipel en China.
Volgens Bentham en Hooker in G enera P la n ta r u m moet ook
Capellenia T. et B . met E n d o sp e rm u m vereenigd worden. De
onder dezen naam beschreven boom, E . m olu ccan a P a x (C. m olu c-
can a T. et B .) heeft evenwel schildvormige bladeren en een klier
aan den top van den bladsteel, en verschilt reeds daardoor van de
andere soorten van Malakka en den Maleischen Archipel. Door de
mannelijke bloemen waartusschen nu en dan tweeslachtige gevon