![](./pubData/source/images/pages/page48.jpg)
aantal vakjes verdeeld; eitjes zeer talrijk, de zaadlijsten
van alle kanten bedekkend en met de vertakkingen hiervan
vermengd, anatroop, met lange voorbij het midden
sterk gekromde zaadstrengen. Yrucht een vleezige, sappige
bes door de schubben omgeven en door de blij vende
centrale zuil gekromd. Zaden zeer talrijk, klein, niet
veel breeder dan de aan den top verlengde zaadstreng,
teruggekromd; zaadhuid kastanjebruin, korstachtig, met
ingedrukte teekeningen; kiemwit uit één laag cellen bestaande;
kiem klein.
Yleezige planten, bestaande uit een enkele, op eene
napvormige woekering van het weefsel der voedsterplant
gezeten, aan de basis door schubben omgeven bloem en
een weefsel van dunne uit één of eenige weinige celrijen
gevormde, veelvuldig vertakte draden, die in den bast der
stengels en wortels van de voedsterplant over groote
afstanden voortwoekeren en met loodrechte takken in de
houtlaag dringen; uit deze takken vormen zich dichte
klompen van parenchymachtig weefsel, waaruit de bloem
zich ontwikkelt.
Aantal soorten 5—6 op verschillende Cissus-soorten van Java,
Sumatra, Borneo en de Philippijnen,
BRUG-MANSIA BI.
Bloemen tweehuizig of tweeslachtig. Bloemdek vleezig;
buis aan de basis met den eierstok vergroeid, boven
den eierstok wijd klokvormig; zoom veel-deelig *); segmenten
smal, in den knop klepswijze aaneensluitend,
met de toppen naar binnen omgeslagen, gedurende den
bloei uitgespreid of teruggeslagen. Centrale zuil aan den
top knopvormig; verbreed gedeelte bol, gevoprd, behaard,
in het midden samengetrokken, van boven neergedrukt,
aan den bovenrand gekarteld. Helmknoppen talrijk,
40—60, in een enkele rij, die met de voren van den
top der zuil overeenstemt, om de basis hiervan in een
krans gesteld, min of meer kogelvormig, vergroeid,
2-hokkig, meestal met 2 poriën, die boven elkander zijn
J) Volgens Beccari öf 14—16-spletig of 5—6-spletig en elk der
slippen weder in tweeën of drieën gespleten.
geplaatst, openspringend. Eierstok onderstandig, 1 -hokkig;
stijl dik, zuilvormig, met onverdeelden bekervormigen
van boven met stempeloppervlakte bekleeden stempel;
eitjes anatroop, zeer talrijk, van alle kanten de talrijke
wandstandige zaadlijsten bedekkend. Yrucht min of
meer besvormig. Zaden zeer talrijk, klein, omgekeerd-
eivormig of peervormig, met teruggekromde zaadstreng.
Yleezige plant, bestaande uit een enkele, op een napvormige
woekering van het weefsel der voedsterplant
gezeten, aan de basis door schubben omgeven bloem en
een uit vertakte draden gevormd weefsel, dat stengels
en wortels der voedsterplant doortrekt,
Aantal soorten 2 of 3, óp Cissws-soorten in Java en Borneo.
CYTINACEAE VAN NEDERLANDSCH IND1Ë.
Rafflesia R. Br.
Arnoldi R. Br. (Sumatra, Titan Jack.. — R. Arnoldi dRe . mBra.n n*)e (ldijek ev ropulawnetl.)ijke plant.)-—
R. Patma de Vriese (non BI.) — R. Tuan Müdae Becc.
(Sumatra, Borneo.)
RPaotcmhuas sBeIn.i i (JTaevyas.)m et Binn. — R. Horsfieldii R. Br. ? (Java.)
Hasseltii Sur. (Sumatra.)
Brugmansia BI. — Mycetanthe Reichenb. — Zippelia Reichenb. *)
ZLiopwpeiil iiB eBcIc.. (—Ja vBa)r Zippelii BI. var. Loivii Hook. ƒ.-(Borneo.)
*j Beccari meent dat de mannelijke en vrouwelijke planten door R. Brown beschreven, als R. Arnoldi, niet tot dezelfde soort behooren.
Was zulks wel het geval, dan moest R. Titan Jack met de daarbij
behoorende synoniemen tot R. Arnoldi worden gebracht.
>) De beide synonieme geslachtsnamen zijn zonder soortsnamen gepubliceerd.