lingsche enkelvoudige of vertakte aren vereenigde bloem-
kluwens.
Aantal soorten omstreeks 50, in de -gematigde luchtstreken van
de geheele wereld voorkomende, in tropische gewesten zeldzamer;
eenige weinige in Nederlandsch Indië verwilderd.
2. B È T A L.
Bloemen tweeslachtig, met één schutblad en twee
schutblaadjes. Bloem dek urn vormig, aan de basis met
den eierstok samenhangend, na den bloei gesloten en
verhard of nootvormig, 5-spletig; slippen opgericht of
voorover gevouwen, van achteren in het midden geribd.
Meeldraden 5, perigynisch; helmdraden priemvormig;
helmknoppen langwerpig. Eierstok half-onderstandig en
door een dikke schijf omgeven, afgeplat kogelvormig;
stempels 2—3, zelden meer, kort, priemvormig, aan de
basis vergroeid, van binnen met wratjes bedekt; eitjes
nagenoeg zittend. Vrucht onder het midden met het
verharde bloemdek vergroeid, met den top binnen de
lobben hiervan besloten, met een van boven vleëzigen
of verharden vruchtwand, die niet met het zaad samenhangt
Zaad horizontaal, cirkel- of niervormig, gesna-
veld; zaadhuid lederachtig, glad; kiem geheel of bijna
ringvormig, het overvloedig kiemwit omgevend; kiem-
worteltje van het midden afgewend.
Kale, vleezige kruiden met vleezigen wortel en sappige
opgerichte of neerliggende, gevoorde stengels. Bloemen
klein, ten getale van drie bijeen of in bloemklu-
wens, die in de bladoksels alleenstaan of enkelvoudige
of tot pluimen vereenigde aren vormen.
Aantal soorten omstreeks 43, in Europa. Noord-Afrika en de
gematigde streken van Azië voorkomende. In Nederlandsch Indië
wordt B. vulgaris L., de beetwortel, in de bergstreken, gekweekt.
3. S P IN A C IA L.
Bloemen tweehuizig, zelden tweeslachtig, zonder schutblaadjes.
Mannelijke bloem: Bloemdek 4—5-deelig; segmenten
langwerpig, stomp, zonder aanhangsels. Meeldraden
4—5, in de basis van het bloemdek ingeplant,
met haardunne helmdraden; helmknoppen ver buiten de
bloem uitstekend, breed dubbelbolvormig. Schijf en
eierstok-rudiment ontbrekend. Vrouwelijke bloem : Bloemdek
min of meer kogelvormig, 2—4-tandig, na den bloei
in om vang toenemend en om de vrucht gesloten, zonder
aanhangsel of aan de basis met twee tegenovergestelde
lange doorns. Eierstok min of meer kogelvormig; stempels
4—5, haardun, onder aan de basis vergroeid, ver
boven de bloemdektanden uitstekend; eitje nagenoeg
zittend. Blaasvruchtje besloten in de kraakbeehachtige
of verharde, ongewapende of twee doorns dragende bloem-
dekbuis; vruchtwand met het zaad in vasten samenhang.
Zaad opgericht, gezwollen, licht samengedrukt,
aan de basis gesnaveld; zaadhuid dun lederachtig; kiem
ringvormig, het meelachtig kiemwit omgevend; kiem-
worteltje naar beneden gericht.
Kale, éénjarige, opgerichte kruiden. Bladeren afwisselend,
gesteeld, driehoekig-eivormig of pijlvormig, gaaf-
randig of golvend getand. Bloemen in min of meer
kogelvormige bloemkluwens, de vrouwelijke meestal
okselstandig en met na den bloei vergroeide bloemdek-
ken, de mannelijke in eindelingsche afgebroken aren.
Aantal soorten vier, in de Levant tehuis behoorend, doch waarvan
een of twee overal gekweekt worden. In de bergstreken van Java
levert Sp: oleracea L. de bekende groente: spinazie.
4. A T R IP L E X L.
Één- of tweehuizig. Mannelijke bloemen zonder schutblad
en schutblaadjes, met een 3—5-deelig bloemdek,
uit omgekeerd eivormige of langwerpige, stompe segmenten
gevormd. Meeldraden 3—5, aan de basis van het
bloemdek ingeplant, met vrije of aan de basis vergroeide
helmdraden en dubbelbolvormige helmknoppen; rudimentaire
eierstok ontbrekend of kegelvormig. Vrouwelijke
bloemen elk met twee schutblaadjes, die om de
vrucht uitgroeiende en aan de basis of hooger verbonden,
een meestal 2-lippig omwindsel vormen, dat de
vrucht omsluit. Bloemdek ontbrekend, zelden op dat
van de mannelijke bloem gelijkend. Schjjf en rudimentaire
meeldraden ontbrekend. Eierstok eivormig ofafge-
plat-kogelvormig; stempels 2, priem- of draadvormig, aan
de basis vergroeid; eitje scheef of opgericht aan een
korte zaadstreng of omgekeerd van een lange zaadstreng