190 EUPHORBIACEAE.
OVERZICHT DER GESLACHTEN.
Tribus I. E n p h o r b ie a e . Kelkvormige omwindsels met meerdere
mannelijke en ééne centrale vrouwelijke bloem, te zamen op
eene tweeslachtige bloem gelijkend (Cyathiënj. Werkelijk bloemdek
ontbrekend of zeer klein
1. Euphorbia. Kelkvormig omwindsel, regelmatig, van buiten
bezet met klieren, die met de lobben van het omwindsel afwisselen.
Tribus II. B n x e a e . Bloemen afzonderlijk. Bloembladen ontbrekend.
Eierstokhokjes met 2 eitjes. Zaadnerf rugstandig. Meeldraden
tegenover de kelkbladen en in hetzelfde aantal als deze (Bij het eenige
geslacht van Nederlandsch Indië).
2. Sarcococca. Kelkbladen, bij béide geslachten 4, in twee
rijen dakpanswijze dekkend, van buiten met twee of meer schutblaadjes.
Stijlen vrij. Bladeren afwisselend. Bloemen in korte,
okselstandige trosjes. Steenvrucht.
Tribus III. P h y l l a n t h e a e . Bloemen afzonderlijk. Bloembladen
al of niet aanwezig. Eierstokhokjes met '1 eitje. Buitenste mee draden
tegenover de kelkbladen of alle in het midden der bloem.
1. Bladeren afwisselend, onverdeeld. Bloemen meestal
éénhuizig, met bloembladen, mannelijke in okselstandige
bloemkluwens, vrouwelijke meestal alleen, of (bij
Dicoelia) mannelijke en vrouwelijke aan bundels langs
korte trosjes.
A Kelk in den. knop klepswijze aaneensluitend.
* Bloembladen klein, schuhvormig.
3. Bridelia. Een of tweehuizig. Helmdraden aan de basis
verbonden tot eene zuil, die door den stijlvormigen rudimentairen
eierstok wordt gekroond. Eierstok 2-hokkig. Vrucht eene steenvrucht.
Kiemwit meestal vleezig.
4. Cleistanethus. Helmdraden aan de basis verbonden tot
eene zuil, die door den stijlvormigen rudimentairen eierstok
wordt gekroond. Eierstok 3-hokkig. Vrucht eene doosvrucht.
Kiemwit weinig of ontbrekend.
* * Bloembladen grooter dan de kelkbladen, hol,
die der mannelijke bloem dik, met twee
holten voor de helmhokjes. 5 6
5. Dicoelia. Helmdraden vrij. Rudimentaire eierstok in het
midden der bloem gespleten in 3 —5 lange, boven de bloembladen
uitstekende haakvormige slippen. Eierstok 3-hokkig.
B. Kelk in den knop dakpanswijze dekkend.
6. Actephila. Eén- of tweehuizig. Boomen of groote heesters.
Mannelijke schijf 5-lobbig. Zaadlobben ineengekreukt.
7. Andhaciini;. Kruiden of kleine heesters. Mannelijke schijf
10-lobbig. Zaadlobben plat.
3 . Bladeren, afwisselend, onverdeeld. Bloembladen ontbrekend.
Kelk dakpanswijze dekkend. Mannelijke bloemen
in okselslandige bloemkluwens of bundels, vrouwelijke
meestal alleenstaand.
A. Vrucht eene splitvrucht of bes, zelden eene steen-
vrucht. Stijlen meestal vrij en dan, of tot een zuil
of kegel verbonden of korte stempels. Meeldraden
in het midden der bloem of om den rudimentairen
eierstok. Bloemen meestal eenhuizig.
j- Vrucht droog, uiteenvallend in 3 of meer tweekleppige kluisjes.
8. Agyneia. Schijf bij de mannelijke bloem aanwezig, bij de
vrouwelijke ontbrekend. Kelk bij de mannelijke bloem dik,
6-bladig, met dunne witte randen, kelkbladen der vrouwelijke
bloem spits, niet gerand Stijlen dun, ingeplant in den uitgeholden
top van den eierstok. Eenjarig of overblijvend kruid.
9. Phyllanthus (Secties E a r a - P h y l l a n t h u s , Eu-Phyl -
l a n t hu s , Rei di a, Epiococcidés, Scepasma, Embl icas-
trum). Schijf bij beide geslachten aanwezig. Kelk der mannelijke
bloemen 4- of 5—6-deelig. Helmknoppen verschillend Stijlen
(behalve bij Emblicastrum) grootendeels vrij. Kruiden, heesters
of boomen.
10. Gloohidion. Schijf bij beide seksen ontbrekend. Kelk der
mannelijke bloemen meestal 6-, zelden 5-bladig. Helmknoppen
langwerpig, tot eene zuil vergroeid. Stijlen (behalve bij de
Sectie Gloehi diop s is) tot een kogelvormige, kegelvormige of
cilindrische zuil verbonden. Heesters of boomen.
j-f Vrucht met een droge of vleezige buitenlaag en daarbinnen
3—6 kluisjes, een 3—4-bokkige kern of 6—12 zaden.
§ Kelkbladen der mannelijke bloem aan de basis klierachtig verdikt ;
vrouwelijke kelk ö-lobbig of -spletig niet verdikt, doch na
den bloei vergroot.
11. Sauropus. Meeldraden 3; helmdraden vergroeid van
onderen tot een steel, van boven tot eene schijf aan welks rand
de helmdraden zijn bevestigd. Vrucht van binnen met 6 korst-
achtige of beenige kluisjes. Stempels 3, kort, zittend. Half-
heesters, heesters of boomen.
§§ Kelkbladen der mannelijke bloem niet verdikt.
* Rudimentaire eierstok aanwezig.
12. Flueggia. Tweehuizig. Kelkbladen 5, dakpanswijze dekkend.
Meeldraden meestal 5 of minder, met vrije helmdraden.
Yrucht van buiten vleezig of lederachtig, van binnen met 6
kluisjes. Schijf aanwezig. Stijlen van onderen tot een zuil verbonden,
van boven vrij, teruggeslagen, lang en breed en twee-
spletig. Heesters.