vertakken en opeendringen van deze schijnbaar met de
deelen hiervan vermengd; zaadhuid in cellen verdeeld;
kiemwit in cellen verdeeld, een uiterst kleine tweezaad-
lobbige kiem bevattend.
Parasitische, vleezige kruiden met verspreide of dicht
opeengedrongen schubben of geheel bladerloos, tot een
enkele bloem bepaald of in geval een stengel min of
meer is ontwikkeld, de bloemen talrijk en tot een einde-
lingsche aar opeengedrongen.
Aantal soorten omstreeks 30, in Zuid Europa en de tropische
en subtropische gewesten van Afrika en Amerika, en vooral van
Azië. Door Solms Laubach werden de beide tribus, waarin de
familie door Bentham en Hooker verdeeld wordt, als afzonderlijke
famDielziees toripbguesv azt.ijn volgens Bentham en Hooker aldus gekenmerkt:
Tribus I. Bafflesieae. Verspreide of dakpanswijze opeengedrongen
schubben. Bloemen meestal door mislukking eenslachtig.
Bloemdeksegmenten 4—10, in den knop dakpanswijze dekkend of
zelden klepswijze aaneensluitend. Helmknoppen in een of twee rijen
om de centrale zuil. Stempels oo , ‘) op den 'top der centrale zuil of
één schijfvormige stempel.
Tribus II. H y d n o r e a e . Schubben ontbrekend. Op een wortelstok
bevestigde, afzonderlijk gezeten, nagenoeg ongesteelde, zeer groote
tweeslachtige bloemen. Bloemdek zeer dik, in den knop klepswijze
aaneensluitend met 3—4 lobben. Helmknoppen in de keel van het
bloemdek 3—4, min of meer aaneensluitende zittende massa’s vormend.
Schijfvormige stempel op den top van den eierstok gezeten, binnen
de bloemdekbuis besloten.
Behalve deze kenmerken noemt Solms nog de verschillen in den
bouw van het zaad, bij de R a fflesiea e, met een enkele laag olie bevattende
endospermcellen, met betrekkelijk groote kiem, bij de H y d -
n oreae, met een perisperm en endosperm, beide uit hoornachtig verdikte
cellen gevormd, en een uiterst kleine kiem. In Nederlandsch
Indië komen alleen twee geslachten voor van de R a fflesiea e, beide
gekenmerkt door één groote bloem, gezeten op een napvormigen uit
de voedsterplant gevormden voet en aan de basis door schubben omgeven,
die met de basis van den eierstok vergroeid zijn en niet op
de bloemdekslippen gelijken.
OVERZICHT DER GESLACHTEN.
4. Rafflesia. Bloemdek met 5 in den knop dakpanswijze
dekkende lobben, aan wier basis een vleezige in het midden
doorboorde, de centrale zuil omgevende bijkroon is bevestigdi
l) Zie de noot bij R a fflesia.
Helmknoppeu in ééne rij van holten onder den schijfvormigen
top der centrale zuil verborgen, kogelvormig, met één porie openspringend.
Kegelvormige uitsteeksels of wratten, vaak in grooten
getale op den vlakken top der centrale zuil, Stempeloppervlakte
ringvormig onder den rand van de centrale zuil.
'2. Brugmansia. Bloemdek met talrijke, in den knop naar binnen
gevouwen, klepswijze aaneensluitende lobben, zonder bijkroon.
Helmknoppen in één enkele rij om de basis der centrale zuil,
met twee poriën openbarstend. Geen uitsteeksels op den uitge-
holden top der zuil, die van boven met de stempeloppervlakte
is bekleed.
1. R A FFL E SIA R . B r.
Bloemen tweehuizig, zelden tweeslachtig *). Bloemdekbuis
vleezig, aan de basis half kogelvormig, bij de
mannelijke bloemen schijfvormig, bij de vrouwelijke met
den eierstok vergroeid, boven den eierstok wijd klok-
vormig; zoom 5-deelig; segmenten in eene rij dakpanswijze
dekkend, breed, gaaf, uitgespreid of teruggekromd,
aan de basis verbonden aan een mutsvormige, vleezige
in het midden doorboorde, de bloemdekholte grooiendeels
bedekkende bijkroon. Centrale zuil kort, breed, dikvlee-
zig, door een enkelen of dubbelen ring omgeven, aan
den top in een schijf verbreed, welks oppervlakte vaak
kegelvormige uitsteeksels of wratten draagt a). Bij de
mannelijke bloemen is de zuil onder de schijf samengetrokken
en vindt men onder den rand een enkele rij in
holten verborgen, kogelvormige, zittende, veelcellige, met
een eindelingsche porie openspringende helmknoppen;
uitsteeksels als zij voorkomen, glad. Bij de vrouwelijke
bloemen is de zuil als bij de mannelijke, maar de uitsteeksels
ruig en met wratjes bekleed; een stempeloppervlakte
bevindt zich onder den ringvormig vooruitspringenden
rand en de helmknoppen zijn onvolkomen
of ontbreken. Eierstok onderstandig, door talrijke, sterk
vertakte en heen en weer gewonden zaadlijsten in een
*) Te Buitenzorg is een spiritus-exemplaar eener tweeslachtige
bloem van R . H a sseltii S u r.
Deze uitsteeksels werden vroeger voor stempels gehouden; vandaar
de opgave van Bentham en Hooker omtrent de talrijke stempels
bij de R afflesieae.