recht; zaadlobben breed en dun, ineengedraaid en gevouwen;
aan de basis of aan top en basis hartvormig, een
geringe hoeveelheid slijmachtig of vleezig of meélachtig
kiemwit omgevend; kiemworteltje kort, naar beneden
gerBicohotm. en of heesters, ongewapend of zelden gedoomd,
kaal of zachtharig, opgerieht of zelden njin of meer
klimmend. Bladeren tegenovergesteld öf verspreid, zittend
of gesteeld, langwerpig, eivormig of lancetvormig,
gaafrandig. Bloemen klein, rooskleurig, groenachtig of
geel, zonder omwindsel, doch met 2—8 schutblaadjes in
min of meer zittende of gesteelde tuil- of pluimvormige
bijschermen.
Aantal soorten omstreeks 60, de meeste in tropisch Amerika,
in geringer aantal in tropisch Azië en Australië, een enkele in
tropisch Afrika. In Engler u. Prantl, Natürl. Pflanzenfamilien
wordt het geslacht, in een zestal secties verdeeld, waarvan er twee
beide met in tuilen staande bloemen, in den Maleischen Archipel
voorkomen: 1. Cwlanduliferae, met 5—7 meeldraden, hiertoe
behoort P. aculeata L. een heester met doornachtige takken,
2 Prismatocarpae, met grootere bloemen, die tot 15 meeldraden
bevatten, waartoe de overige soorten van tropisch Azië
worden gebracht. __
NYCTAGINACEAE VAN NEDERLANDSCH INDIË.
Tribus I. Mirabilieae.
1. Mirabilis L.
Jalapa L.
(Beloidneg ifslooroar teLn. uit Amerika afkomstig, algemeen gekweekt,
o. a. op Java en Celebës.)
2. Boerrehpaaanvdiaa WL.illd (Java.) glutinosa Vahl. B. diffusa BI. (non L.) — (Java.)
repens L.—B. diffusa L. — B. procumbem Roxb. (Java.)
diandra Burm. — B. glabrata BI. — B. procumbens Hassli.
(Java.)
3. Bodgainvillaea Comm.
glabra Chois.
spectabilis Willd.
(Beide soorten gekweekt.)
Tribus II. Pisonieae.
4. Pisoanciual. eaPtlau mL.. —, 1 P. villosa Poir. — P. limonella BI. (*van
den Maleischen Archipel tot tropisch Afrika.)
eaxlbcae lsaS pBaln. . (JPa.v a,o lTitoimrioar , ZCoelll.e bvesa,r .e nhz.o)r tensis Zoll. (Timor,
Celebes, Molukken, op Java gekweekt.)
asnyilsvöepshtryisll aT Heyassmsk. . e(tJ avBai.n)n. P. olitoria Zoll. var. sylvestris
larZgoirllo. st(rJiasv aT, eyBsamli..) et Binn. 1) (Boeroe.)
cauliilora Scheff. (Cerarm)
mmaejmorb rBanaaiclle. a (RKa. wSackh.)um. (N. Guinea.)
grandifolia Warb. (Aroe.)
rostrata Warb. (N. Guinea.)
Muelleriana Warb. (N. Guinea.)
F am. CIY. AMARANTACEAE.
Bentham et Hooker, Genera Plantarum III. p. 20. Moqdin
in D. C. Prod. XIII. 2. p. 231. — Mïquel, Fl. Ind. Bat. I. 2. p.
1024. — Sumatra, p. 365. — Hook. f. Fl. Br. Ind. IV. p. 713.
Baill, Bist. Plant. IX. 1388. p. 151. (Chenop.) — Schinz in Engl.
u . Prantl., Natürl. Pflanzenfam. 1 lil t p. 91.-t—Oliver in Hook.,
Icon. t. 2201. — Koord., Versl. Minahasa, p. 563.
Bloemen tweeslachtig, zelden gemengdslachtig, een-
huizig of tweehuizig in kluwens, hoofdjes of aren, meestal
met een stijfvliezig schutblad en twee dergelijke schutblaadjes.
Bloemdek droog, stijfvliezig doorschijnend of
papierachtig, zelden kruidachtig, 4—5-deelig; segmenten
vrij of aan de basis vergroeid, meestal opgericht, gelijk
of de 2 — 3 binnenste kleiner, kaal, zachtharig of lang
zijdeachtig behaard, in den knop dakpanswijze dekkend,
zoodanig dat twee segmenten buiten zijn gelegen. Meeldraden
1—5, hypogynisch of aan de basis der bloem-
deksegmenten ingeplant, daar binnen besloten of zelden
er boven uitstekend; helmdraden aan de basis of hooger
verbonden tot een nap of korte of lange vliezige buis,
die soms aan den binnenkant de helmknoppen draagt,
de vrije uiteinden priemvormig en samengedrukt of zel-
‘) Deze en de volgende soort zijn afgebeeld in Icon. Bog. 1.1. 21—22.
Bij' vergissing zijn echter de platen verwisseld. P . longirostris staat
dus op t. 22, P. cauliflora öp t. 21, d. i. volgens onderschrift en tekst
in omgekeerde volgorde.