OVER DE MOEILIJKHEDEN DER ONDERSCHEIDING
VAN
MONOCHLAMYDEAE EN DIALYPETALAE.
De Yerdeeling der Angiospermae in Dialypetalae, Gamope-
talae en Monochlamydeae zou een gemakkelijken weg tot
determinatie opleveren, zoo bij elk geslacht het hoofdkenmerk
der groep, waartoe het behoort — een kelk met losbladige
bloemkroon, een kelk met vergroeidbladige bloemkroon of
geen tegenstelling van kelk en bloemkroon — ook altijd
voorkwam. Dit is echter geenszins het geval. Bij de Dialypetalae
treffen wij niet zelden een vergroeidbladige bloemkroon
aan en zeer dikwijls ontbreekt er de bloemkroon geheel.
Aan den anderen kant vindt men ook bij de Monochlamydeae
vele geslachten, die een dubbel bloemdek hebben,
waarvan de binnenste krans gekleurd is en nu eens losbladig,
dan weder vergroeidbladig kan zijn. Het laatste komt slechts
voor bij sommige Loranthaceae, die door hun parasitische
levenswijze en den onontwikkelden eierstok gemakkelijk te
herkennen zijn. Eene verwarring der Monochlamydeae met
de Gamopetalae zal dus niet dikwijls voorkomen. De onderscheiding
der Monochlamydeae van de Dialypetalae kan
echter dikwijls moeilijkheden opleveren.
Bij de Monochlamydeae zullen deze heï méést voorkomen
bij de vormenrijke familie der Euphorbiaceae, waar niet zelden
bloembladen worden aangetroffen evenals bij de typische
Dialypetalae in alle opzichten verschillend van de kelkbladen.
De constante eenslachtigheid der bloemen, de gewoonlijk
door een kap bedekte anatrope eitjes, waar de zaadnerf
behalve hij Sarcococca — buikstandig en het poortje naar
boven gericht is, kunnen ons dan tot aanwijzing der familie
dienen. Het laatste kenmerk vooral, de aard der eitjes,
scheidt de Euphorbiaceae van de Sapindaceae, waar eenslach-
tige bloemen vaak voorkomen en de bloembladen dikwijls
ontbreken. Bij tweehuizige soorten, waarvan alleen mannelijke
bloemen bekend zijn, wordt de onderscheiding moeilijk,
omdat ook bij Sapindaceae tweehuizigheid niet zeldzaam is.
Evenwel kunnen in dat geval de bladeren ons meestal op
den weg brengen, daar deze bij de Sapindaceae zelden enkelvoudig
en veelal gevind zijn, bij de Euphorbiaceae zelden
samengesteld en nooit gevind zijn en bij de enkelvoudige
bladeren dikwijls klieren aan den top van den bladsteel
worden aangetroffen.
Ten einde overigens verwarring van de beide groepen
zooveel mogelijk te voorkomen, geven wij hierbij eene lijst
der geslachten van de Dialypetalae, waar de bloembladen
ontbreken, met de kenmerken, waardoor zij verschillen van
de Monochlamydeae. Eindelijk laten wij volgen een overzicht
der verdeeling van de Archichlamydeae, de groep in
het stelsel van Engler, waarin de Dialypetalae en de Monochlamydeae
vermengd voorkomen, met de kenmerken, waardoor
men in elke reeks de tot de beide groepen behoorende
families kan onderscheiden.
A. FAMILIES EN GESLACHTEN ') DER DIALYPETALAE,
WAAR DE BLOEMBLADEN ONTBREKEN
EN HUNNE VERSCHILLEN MET DE MONOCHLAMYDEAE.
I. Rammculaceae (Naravelia* 2), Clematis, Anemone,
Thalictrum).
“Vrije, niet zooals bij de Monimiaceae in den hollen bloembodem
weggedoken vruchtbladen.
t) Bij de met een * geteekende geslachten hebben eenige soorten
bloembladen, andere niet.
2) De organen, welke door Bentham en Hooker als bloembladen
werden opgevat, worden door latere schrijvers niet geheel ten onrechte
voor steriele meeldraden gehouden. Op grond daarvan is de
scheiding van Naravelia en Eu-Clematis thans moeilijk vol te houden.