nitida Bl. (Sumatra.)
oligoneura Korth. (Sumatra.)
oogyne Korth. (Sumatra.)
Pinanga Bl. (Java.)
plumbea Bl. (Sumatra)
urceolaris Jack (Sumatra.)
2. Castanopsis Spach.
hystrix A. ü C. (Sikkim, Khasin, Malakka.)
TMuontlgenyrarnuat KAi.n Dg C(.B o■—rn eCo.a)stanea Tungurrul Wall. _ (Malei-
javsacnhiec aA rAch iDpe Cl,. o—. a . CJaasvtaan, eSa ujmavaatrnai.c) a Bl. — Castanopsis
javanica A. D C. var. montana A. D C. —- Castanea
javanica Bl. var. montana Bl. — Castanea montana Bl.
— Castanopsis costata A. D C. — Castanea costata Bl.
— Castanea trisperma Sehe ff. — Castanea brevicuspis
Miq. (Java, Sumatra, Banka, Borneo, Malakka, Penang,
argSeinn tgeaap oAre. .D) C. — C. argentea A. DC. var. martabanca
A. D C. — Castanea argentea Bl. (Tenasserim, Birma,
Maleische Archipel, o. a. Java, Borneo.)
borneensis King (Borneo.) —
scuatmapaptraaenfoal iaA .K Din Cg _(_M_-a laCkaklala.)eecarpus sumatrana Miq. —
Castanea inermis IAndl. — Castanea glomerata Bl. (Sumatra,
Java, Linggu, Borneo, Malakka, Penang, Singapore,
HuBlliertmtiai .)King (Riouw, Billiton, Malakka, Singapore.)
, rShcahmefnfiefroialinaa AH.a DncCe .-(—Lin gCgaul.l)aeocarpus rhamnifolia Miq. —
Quercus rhamnifolia Miq. — Castanea rhamnifolia Kurz
W(aSlluicmhiait raK, inBga.n k—a, CBairsmtaan.)ea Tungurrut Wall. (Malakka,
Penang, Singapore.)
nephelioides King (Malakka.)
Curtisii King (Penang.)
buruana Miq. (Boeroe.)
Havilandii Stapf (Borneo.)
dtuisrcboincaartpaa HStaanpcfe (3B)—ornQeuo.. )discocarpa Hance (Banka, Malakka.)
1) Door King in de sectie Chlamydobalanus van het geslacht
Quercus geplaatst, daar hij meende dat het omwindsel niet opensprong.
Dit is echter wel het geval. Het opent zich regelmatig met 4 kleppen en is bovendien bezet met stekels, volkomen gelijk
aan die van den vorm van C. tribuloides A. D C., door King in het
geslacht Castanopsis gehouden.
F am. c x x y ii. SALICACEAE.
Bentham et Hooker, Genera Plant. III. p. 411. — Miq. FL Ind.
Bat. I. 2. 460. — Miq. Sumatra, p. 4 7 4 .^8 Miq. Illustr. Fl. Arch
IPnd. p. 11. — Baill. Hist. Plant. IX. 1888. p. 247: — Engl. u. V.r apn. t6l2 6N. atürl. Pflanzenfam. III. 1. 29. — Hook. f. Fl. B.r I.nd
Bloemen tweehuizig, in opgerichte of hangende katjes.
Bloemdek ontbrekend. Schijf öf vertegenwoordigd door
klier vormige schubjes, waarvan één vóór en één achter
de geslachtsorganen is geplaatst, of slechts door één, het
achterste óf nap- of bekervormig, schuin afgeknot of
gelobd. Mannelijke blotm : Meeldraden 2—oo, op den
bloembodem bevestigd; helmdraden draadvormig, vrij of
min of meer verbonden; helmknoppen eivormig, klein
of langwerpig, aan de basis of de rugzijde nabij de basis
bevestigd; helmhokjes 2, vrij, evenwijdig, in de lengte
openbarstend. Rudimentaire eierstok ontbrekend. Vrou-
weUjke bloem: Eierstok zittend of kort gesteeld, 1-hokkig,
in het onderste gedeelte met 2—4 wandstandige zaadlijsten;
stijl kort, soms zeer kort, 2—4-spletig; stempels
2—4, kort, vrij dik, uitgerand of 2-spletig; eitjes in elke
zaadlijst oo , in 2—co rijen, opstijgend, anatroop. Doosvrucht
eiyormig of langwerpig, meestal toegespitst, open-
splijtend in 2—4 kleppen, die in het midden der basis
de eitjes dragen. Zaden oo, meestal zeer klein, met
een dichte haarkuif, bestaande uit zeer lange haren, die
uit de zaadstreng ontspringen en met het zaad afvallen.
Zaadhuid zeer dun, van boven vaak ledig; kiemwit ontbrekend
; kiem recht; zaadlobben breed of langwerpig,
gpelarti-cbhot.l, gelijk; kiemworteltje zeer kort, naar beneden
Boomen of heesters. Bladeren afwisselend, gaafrandig
of fijn gezaagd, getand of zelden gelobd, vinnervig en
tevens aan de basis 3-nervig, afvallend. Steunblaadjes vrij,
nu eens klein, afvallend en schubvormig, dan weder bladachtig
-en langer blijvend. Katjes opgericht of vooral
de mannelijke hangend, meestal lang zijdeharig, zich
ontwikkelend uit weinig beschubde knoppen, die vóór