neerhangend. Blaasvruchtje binnen de ongelijk yergroote
schutbladen besloten of tusschen de bases van deze weggedoken;
vruchtwand zelden aan het zaad vastgehecht.
Zaad opgericht of omgekeerd, zelden horizontaal; zaad-
huid vliezig, lederachtig of bijna korstachtig; kiem ringvormig,
het meelachtig kiemwit omgevend; kiemworteltje
naar beneden gericht, opstijgend of neerdalend, zelden
naar buiten gekeerd.
Kruiden of heesters, in meerdere * of mindere mate met
schubjes bekleed of aschkleurig. Bladeren afwisselend
of zelden tegenovergesteld, zittend of gesteeld, lijnvormig,
langwerpig, ei-, deltoid- of pijlvormig, kantig, golvend-
getand of gaafrandig. Bloemen — meestal de beide seksen
vermengd — aan okselstandige, zittende of tot enkelvoudige
of pluimen vormende aren verbonden bloemkluwens.
Aantal soorten omstreeks 100, vooral in de gematigde gewesten
van de geheele wereld verspreid. Ofschoon in Nederlandsch Indië
nog niet aangetrofl'en, is het niet waarschijnlijk dat het geslacht
daar geheel zou ontbreken, omdat er soorten zijn waargenomen in
Australië, Engelsch Indië en Japan. Eene soort, A . h o rtem is L „ komt in _gekweekten toestand wel voor en verwildert hier en daar.
5è K O G H IA R oth .
Bloemen tweeslachtig en vrouwelijk, okselstandig, zonder
schutblad en schutblaadjes. Bloemdek nagenoeg'
kogelvormig, urnvormig of afgeplat kogelvormig, met
drie naar binnen gekromde lobben, na den bloei lederachtig
wordend, waarbij öf de lobben aan de achterzijde
öf de buis onder de lobben in horizontale, vliezige
of stijve, vrije of ineen vloeiende vleugels veranderen
Meeldraden 5, hypogynisch ; helmdraden kort of lang,
samengedrukt; helmknoppen groot, breed langwerpig of
dubbel bol vormig, boven het bloemdek uitstekend. Schijf
ontbrekend. Eierstok breed eivormig, in een dikwijls
dunnen stijl overgaande; stempels 2 of 3, van alle kanten
met papillen bezet; eitje nagenoeg zittend. Blaasvruchtje
binnen het lederachtige bloemdek en de voorovergebogen
lobben besloten, afgeplat kogelvormig met
vliezigen of aan den top lederachtigen, niet met het zaad
samenhangenden vruchtwand. Zaad horizontaal, cirkelvormig,
afgeplat, aan den navel uitgerand of kort gesnaveld;
zaadhuid vliezig; kiem dun of dik, ringvormig,
het weinige kiemwit dat met de zaadhuid samenhangt,
omgevend, groen; zaadlobben plat-bol; kiemworteltje
naar buiten gericht.
Kruiden of halfheesters, lang en zachtharig, zijdeachtig
of vetachtig behaard, zelden kaal, met dunne takken.
Bladeren afwisselend, zelden min of meer tegenovergesteld,
zittend, lijnvormig of langwerpig, zelden lancetvormig,
plat, rolrond of vleezig, soms klein, gaafrandig.
Bloemen klein, alleenstaand of in bloemkluwens die
vaak tot bebladerde aren verbonden zijn, welke soms
pluimen vormen.
Aantal soorten omstreeks 30, voornamelijk in de gematigde gewesten
van Azië tehuis behoorend, ëënige in Engelsch Indië en
Australië voorkomende, zouden misschien ook in Nederlandsch Indië
kunnen worden aangetroffen.
6. ARTHROONEMÜM Moq.
Bloemen tweeslachtig, twee tot drie bijeen, weggedoken
tusschen de napvormige geledingen van gelede aren,
niet of nagenoeg niet vergroeid. Bloemdek eivormig of
kantig, aan den stompen of min of meer spitsen top, met
3—4 slippen, waarvan de beide zijdelingsche lang, spits
en meestal gekield zijn, het achterste kort en afgerond
en het voorste, voor zoover aanwezig, kleiner is. Meeldraden
2, een voorste en een achterste, met korte helmdraden
; helmknoppen langwerpig. Eierstok eivormig, min
of meer samengedrukt, aan den top versmald; stempels
2, priemvormig; eitje nagenoeg zittend. Blaasvruchtje
in het opgeblazen of sponsachtig geworden bloemdek
besloten, eivormig, vliezig of verhard. Zaad opgericht,
ei vormig; zaadhuid korstachtig, glad of met w ratjes;
kiemwit vleezig; kiem rugstandig, half ringvormig; zaadlobben
opstijgend; kiemworteltje naar beneden gericht.
Yertakte, schijnbaar bladlooze, opgerichte of aan de
basis neerliggende, kale heesters, met gelede takken,
wier leden zich aan den top tot eene scheede verbreeden.
Bloemen in eindelingsche en zijdelingsche, zittende,
cilindrische of vierkantige aren met kruiswijs geplaatste
bloemhoopjes. Aantal soorten omstreeks 7, aan de kusten van Azië, Afrika en
Australië.