okselstandige trossen. Heimdradenbundels ten getale onbekend. van 6. Vrucht
65. Ricinus. Bladeren handnervig, handlobbig Bloemen in ein-
dgelaldin gosfc hgee stpelkueimlde.n. Heimdradenbundels zeer talrijk. Doosvrucht
C. Mannelijke bloemen onbekend.
66. Ohandrostylis. Bladeren vinnervig, kort gesteeld, langwerpig,
gezaagd. Yrouwelijke bloemen tot korte pluimen ver-
eenigd in de oksels van afgevallen bladeren. Kelk klokvormig,
met 5-deeligen zoom, van binnen door een viltachtig behaarde
schijf bekleed. Stijlen 2, aan de basis nagenoeg niet verbonden,
aan den top 2-spletig en met franjes bezet.
Subtribus ~6. Gelonieae. Bloemen in okselstandige of tegenover de
bladeren staande kluwens of in okselstandige of eindelingsche trossen
of pluimen. Bloembladen bij beide geslachten ontbrekend. Kelkbladen
bwiijj zdee dmekaknennedl.i jkSet ijelenn mvereijs.tal ook bij de vrouwelijke bloem dakpans-
67. Gelonium. Bloemen tweehuizig, in okselstandige kluwens^
Meeldraden 10—60, op een bollen bloembodem, zonder rudimen-
tVariruecnh t eigelrasdt,o kn. ieSt tiojlpeenn skplreining,e nndi.er-of halfmaanvormig of 2-spletig.
68. Baeiospermum. Bloemen één- of tweehuizig, in pluimen
of trossen. Meeldraden 10—30, op een 'kleinen bloembodem, met
of zonder rudimentairen eierstok. ’ Stijlen lang en dik, 2-spletig
bofo r-sdteeelhliagr. enV oruf ckhat ali.n drie kluisjes uiteenvallend,met weinige
69. Chaetocarpus. Bloemen tweehuizig, in okselstandige
kluwens. Meeldraden 5—20, op een helmdradenzuil met een
rudimentairen eierstok op den top. Stijlen 2-deelig. Doosvrucht
in drie kluisjes openspringend, met stekels of knobbels bezet.
Subtribus 7. Plukenetieae. Bloemen in okselstandige, zelden eindelingsche
aren of trossen. Bloembladen bij beide seksen ontbrekend.
Kelk der mannelijke bloemen in den knop klepswijze aaneensluitend,
die der vrouwelijke dakpanswijze dekkend of dubbel gevouwen klepswijze
aaneensluitend. Eén stijl in het verlengde van den eierstok,
lang of dik en hol, meestal vleezig, aan den top kort gelobd.
1. Opgerichte heesters. Helmdraden in den knop neergèbogen.
70. Epiprinus. Bloemen in tweestandige aren. Kelkbladen om
de vrucht vergroot. Meeldraden 5-^15, om een rudimentairen
eierstok. Bladeren vinnervig, gaafrandig, nagenoeg onbehaard.
2. Kligmemricehntd.e heesters. Helmdraden in den knop opa.
Meeldraden 1—8.
71. Plukenetia. Bloemen in tweeslachtige trossen. Kelk der
mannelijke bloemen 4—5-deelig. Meeldraden 8. Stijlzuil kogelvormig
of cilindrisch, aan den top getand of gelobd. Bladeren
3—5-nervig, gaafrandig of getand, nagenoeg onbehaard.
72. Tragia. Bloemen in tweeslachtige trossen. Kelk der mannelijke
bloem 3—5-deelig. Meeldraden 1—3 (bij de soort van
Nederlandsch Indië 2). Rudimentaire eierstok aanwezig. Stijlen
tot de halve hoogte verbonden' tot een dikke zuil. Bladeren
3—5-dubbelnervig, drielobbig of (bij de eenige soort van Nederlandsch
Indië) getand, aan weerskanten behaard.
73. Cnesmone. Bloemen in tweeslachtige trossen. Kelk der
mannelijke bloemen 3-lobbig. Meeldraden 3. Rudimentaire eierstok
klein of ontbrekend. Stijlen aan de basis tot een vleezige
massa verbonden, aan den top teruggeslagen. Bladeren aan de
basis 3-nervig, hooger vinnervig, getand, aan weerskanten viltachtig
behaard.
74. Megistostigma. Bloemen eenhuizig, doch in éenslachtige
tRrousdsiemne. ntaKireelk eideersrt omk aonnnteblriejkkee ndb.l oeSmti jle3n-l otbobti ge.e nM keoeglderlavdoernm ig3e.
3-spletige massa verbonden. Bladeren driedubbelnervig, gaafrandig,
alleen in de jepgd een weinig behaard.
b. Meeldraden 20—30.
« 75. Dalechampia. Bloemen in tweeslachtige trossen. Kelk der
mannelijke bloem 4|||6-deelig. Stijlzuil cilindrisch, gaafrandig.
Bladeren driedeelig, gezaagd-getand, nagenoeg onbehaard.
Subtribus YIII. Hippomaneae. Bloemen in okselstandige of eindelingsche
of (bij Hurd) aren, vrouwelijke bloemen alleenstaand. Bloembladen
bij beide seksen ontbrekend. Kelk bij de mannelijke bloemen
open in den knop, zeer klein of bijna geheel ontbrekend, bij de vrouwelijke
2—3-spletig of -deelig. Rudimentaire eierstok ontbrekend.
Stijl nu eens onverdeeld en zuilvormig, dan weder vanaf de basis
verdeeld.
A. Helmdraden vrij of in gering aantal.
I. Meeldraden 12—15.
75. Pimeleodbndron. Bloemen in okselstandige en zijdelingsche
korte, eenslachtige trossen (tweehuizig?). Kelk der mannelijke
bloem samengedrukt, 2-spletig. Bladeren afwisselend.
2. Meeldraden 6—10 of 2—3.
a. Boomen of heesters.
77. Homalanthus. Bloemen in eindelingsche tweeslachtige
trossen. Kelk der mannelijke bloem s a m e n g e d r u k t , 2-spletig, met
2 gelijke slippen of 1 zeer klein. Meeldraden 6—10 (bij niet tot
de Flora van Nederlandsch Indië behoorende soorten tot 50).
Bladeren afwisselend.
78. Sapium. Bloemen in eindelingsche, al of niet vertakte, twee