If m
Nomenclatuur
en indeeling als bij
King.
Nomenclatuur
en indeeling als bij
Warburg.
Verspreiding.
Mïristica L . 4. Knema L ou r.
glauca BI. var. sumatrana —
glauca BI. var. bancana —
peltata R o xb pulchra M iq. globularia L a m . missionis W all.
M . glaucescens H ook.
f. et Th. p . p .
M . sp k a e ru la Hook. f. geminata M iq.
laurina BI.
M . tom en tosa BI.
laurina BI. var. malayana —
laurina BI. var. borneensis M iq. laurina BI. var. bancana —
laurina BI. var. amboinensis —
laurina B I. var. Minahassae —
umbellata —
retusa K in g coriacea —
glauca W arb. var. sumatrana- Warb. Sumatra
glauca W arb. var. bancana W arb peltata Warb,
pulchra W arb. globularia W arb. missionis W arb.
Rangka.
Molukken.
Borneo.
Java.
Molukken, Borneo.
geminata W arb.
laurina W arb.
laurina W arb . var. malayana W arb. laurina W arb. var. borneensis W arb laurina W arb. var. bancana W arb . laurina W arb . var. amboinensis W arb . laurina W arb. var. Minahassae W arb. umbellata W arb . retusa W arb. coriacea W arb .
Sumatra, Borneo
Molukken.
Malakka, Sumatra,
Java, Borneo, Celebes,
Ambon ?
Malakka.
Borneo.
Bangka.
Ambon.
Celebes.
Borneo.
Malakka.
Borneo.
Fam. c v iv . M0N1MIACEAE.
Bentham et Hooker, G en era P la n t. III. p. !87. — Miq. F l. In d .
B a t. I. 2. p. 73. — Miq. S u m . p. 386. E- A. D C. in D C. P ro d . XVI. 2. p. 640 — Baill., H ist. P la n t. I. (1869), p. 289. — Bec-
Caki, M alesia I. p. 186. — Hook. f. F l. B r. In d . V. p. 114.
Warburg in Engl. B ot. Jah rb. XIII. 2. p. 316. —Stapf in T ra n s.
L in n . Soc. (II) B ot. IV. p. 217. — Engler in N dch tr. p. 173. —
Koorders, Versl. M in ah . p. 572. — Perkins in Engl. B o t. Jah rb. XXV. 4—5 (1898), p. 548. — Pax in Engl. u. Prantl, N a tü rl.
P fla n ze n fa m . III. 2. p. 94.
Bloemen tweeslachtig of éénsiachtig, regelmatig. Bloem-
dek meestal met den hollen bloembodem vergroeid, kogel-,
ei- of tolvormig of neergedrukt, zelden klokvormig, met 4—00, in twee rijen in den knop dakpanswijze dekkende,
dikwijls samennijgende lobben of tanden, die öf gelijk
zijn öf waarvan de buitenste kelkbladachtige trapswijze
of plotseling in de binnenste bloembladachtige overgaan;
soms zijn de tanden uiterst klein en onduidelijk en het
bloemdek aan de monding nagenoeg, zelden geheel gesloten
; bij één geslacht daarentegen is het losbladig
bloemdek geheel vrij van den hollen bloembodem. Schijf
de binnenzijde van den bollen bloembodem bekleedend,
zelden aan den top over korten afstand vrij. Meeldraden
meestal in onbepaald aantal, weinige of meerdere in
1—2 rijen of dikwijls zeer talrijk, de schijf in vele rijen
bedekkend, in het bloemdek besloten; belmdraden kort
of zeer kort, dikwijls afgeplat, aan weerskanten van de
basis met eene klier of naakt; helmknoppen opgericht,
met een in den helmdraad overgaand helmbindsel en
twee zijdelingsche, naar binnen of naar buiten gerichte,
vrije of in den top samenvloeiende helmhokjes, die met
een langsspleet of met van de basis naar boven oprollende
kleppen openspringen. Staminodiën bij de vrouwelijke
bloem dikwijls ontbrekend. Yruchtbladen van
den eierstok vrij, in onbepaald aantal of zelden één, op
de basis van den hollen bloembodem zittend of in dezen
min of meer weggedoken, 1-hokkig, door een korteren
of langeren stijl gekroond; stempel eindelingscb, klein
of stomp; één van af de basis opgericbt of van den