lingsch of de stijl aan eene zijde met stempelkliertjes
bedekt. Eitje basilair, opgericht, gekromd, met eene korte
zaadstreng. Vrucht een vliezig, dun lederachtig of vlee-
zig blaas vruchtje, dat besloten is binnen de met den
vruchtwand samenhangende, blijvende, lederachtige, vlee-
zige of verharde bloemdekbasis; deze, met de ingesloten
vrucht, anthocarpium genoemd, is van buiten geribd,
gegroefd of gevleugeld en wordt soms bij bevochtiging
slijmachtig of scheidt aan de kanten een slijmachtige
stof af of is met gesteelde klieren bezet. Zaad opgericht;
zaadhuid doorschijnend of met den vruchtwand
vergroeid; kiem wit weinig of overvloedig, meelachtig,
vleezig of slijmachtig; kiem nu eens recht, met breede
bladachtige, dubbelgevouwen zaadlobben, die het kiemwit
omsluiten, en met een kort naar onderen gericht kiemworteltje,
dan weder gekromd, met breede bladachtige,
ineengerolde, op het kiem worteltje liggende, het kiemwit
omsluitende of met smalle, tegen het kiemwit aangedrukte
zaadlobben en een lang naar buiten gekeerd en
naar beneden gericht kiemworteltje.
Kruiden, heesters of boomen, niet zelden met sponsachtige
bast, in tweeën of drieën vertakt. Bladeren
tegenovergesteld of afwisselend, zittend ongesteeld, enkelvoudig,
gaafrandig, vinnervig. Steunblaadjes ontbrekend.
Bloemen soms dimorph of cleistogam, meestal in einde-
lingsche en okselstandige pluim- of tuil vormige bij schermen
of in samengestelde schermen of hoofdjes, zelden
alleenstaand of in trossen, dikwijls omgeven door een
op een kelk gelijkend omwindsel, dat uitr vergroeide of
vrije schutbladen gevormd, 1—3 bloemen omgeeft, en
blijvend of afvallend, na den bloei onveranderd of vergroot,
soms uitgespreid en netvormig geaderd en fraai
gekleurd is; schutbladen bij de bloemen zonder omwindsel
ontbrekend of 1—3, maar zeer klein.
Aantal soorten omstreeks 215, in de tropische gewesten voorkomend,
doch voornamelijk in Amerika tehuis behoorend, in Neder-
landsch Indië in gering aantal.
OVERZICHT DER GESLACHTEN. .
Tribus I. M ir a b il ie a e . Kiem haakvormig; kiemworteltje lang.
1. Mirabiijs. Bloemen met een omwindsel, uit vergroeide
schutbladen gevormd, groot. Bloemdek lang. Kruiden met tegenoverstaande
bladeren. (Alleen gekweekt.)
2. Boerhaavia. Bloemen zonder omwindsel of groote schutbladen
; klein. Bloemdek meestal kort. Kruiden met tegenoverstaande
bladeren. (Inheemsch.)
3. Bodgainvili.aea. Bloemen ten getale van drie bijeenzittend,
elk aan de middennerf van een groot schutblad bevestigd Klimmende
vaak boomachtige heesters, met afwisselende bladeren.
, (Alleen gekweekt.)
Tribus II. Pisonieae. Kiem recht; kiemworteltje kort.
4. Pisonia. Bloemen klein, zonder omwindsels of schutbladen.
Boomen, zelden klimmende heesters. Bladeren tegenovergesteld
of afwisselend. (Inheemsch.)
1. M IR A B IL IS L.
Bloemdekbuis lang, boven den eierstok samengetrokken
; zoom uitgespreid, 5-lobbig, geplooid, afvallend.
Meeldraden 5—6, van ongelijke lengte, boven de bloem-
kroonbuis uitstekend, met haardunne, spiraalvormig
gekromde, onder aan de basis in een vleezigen ring vergroeide
helmdraden; helmknoppen dubbel bol vormig.
Eierstok ellipsoid- of eivormig; stijl draadvormig; boven
de bloem uitstekend; stengel knopvormig met gesteelde
kliertjes bezet. Anthocarpium papier-, korst- of lederachtig,
geribd, kaal of zachtharig. Blaasvrucht omgekeerd
eivormig of lederachtig. Zaadhuid met den vruchtwand
samenhangend; kiem haakvormig; zaadlobben het
weinige meelachtige kiemwit omsluitend; kiemworteltje
lang, naar buiten gekeerd en naar beneden gericht.
Kale of kleverig behaarde in drieën of tweeën vertakte
kruiden, met tegenoverstaande bladeren en lange
of knolvormige wortels. ' Bloemen groot, welriekend of
reukeloos, wit, rood of wisselkleurig, ten getale van 1—oo
in een kelkvormig, na den bloei niet vergroot omwindsel,
met vijf opgerichte, toegespitste, in den knop dak-
panswijze dekkende lobben; omwindsels in vertakte,
meestal dichte bijschermen.
Aantal soorten 10, in tropisch Amerika te huis behoorend ; in
Nederlandsch Indië worden eenige gekweekt.
2. B O E R H A A V IA L.
Bloemdekbuis kort of lang, aan de basis eivormig,
boven de basis samengetrokken; zoom trechtervormig,