Maleischen Archipel tot China, en op de eilanden van de Stille
Zuidzee, Het geslacht werd door Trécul verdeeld 1. Joca, in twee secties : met groote elkander insluitende steunblaadjes en een
tweedeelig mannelijk bloemdek. 2. Pseudo-Joca, met kleine zijde-
lingsche of binnen den bladsteel geplaatste steunblaadjes en een
vier-, zelden driedeelig mannelijk bloemdek. Yolgens Ki KG zijn
de door Trécul opgegeven kenmerken voor de rangschikking der
soorten zonder waarde. Hij stelt daarom eene verdeeling voor,
hoofdzakelijk gegrond op de meerdere of mindere vergroeiing der
vrouwelijke bloemdekken en vruchttoestand, De meeste Arto-
carpus-soorten zijn slechts naar herbarium-materiaal beschreven
en dus onvoldoende bekend. Eenige evenwel worden algemeen gekweekt
in den Maleischen Archipel en ook daarbuiten tusschen de
keerkringen. Op Java vindt men vooral in de tuinen der inlanders
de volgende soorten zeer algemeen : '1. A. integrifolia L. ƒ., de
Nangka der Sundaneezen, in Engelsch Indië onder den naam Jack
bekend, met gave, niet zeer groote, donkergroene bladeren en de
mannelijke en vrouwelijke hoofdjes, waarvan de laatste in vruchttoestand
een enorme grootte bereiken (soms 3 voet lang en één
voet breed) aan korte twijgen, die uit den stam en de dikke takken
ontspringen. 2. A. communis Forst, (A. incisa L. ƒ.), met
groote, diep ingesneden bladeren en eivormige vruchten, de Kloewi
of Timboel der Sundaneezen,^buiten den Maleischen Archipel meer
met den naam van Broodvruchtboom onderscheiden; 3. A. Blumei
Trécul, met groote, gave, zeldzamer diep ingesneden bladeren (de
als A. elasticaBeinw. beschreven vorm) en eivormige, met lange,
slappe, ruige stekels bezette vruchten, de Benda of Torup der
Sundaneezen. 4. A. rigida BI. met gave, stijve, niet zeer groote
bladeren en met stijve stekels bezette vruchten, de Püssaar der
Soendaneezen. 5. A. Polyphena Pers. met langwerpige bladeren,
die evenals de takken met wijd uitstaande haren zijn bezet en
met groote met knobbels bezette vruchten, de Tjampedak der
Sundaneezen. Zoolang de overige soorten nog niet voldoende beschreven
zijn, is de determinatie in het geslacht moeilijk.
Nevensgaande tabel, ontleend aan het materiaal in ’s Rijks Herbarium
te Leiden, schoon zeker nog geenszins volkomen, zal misschien
daartoe van nut kunnen zijn.
TABEL TER DETERMINATIE VAN DE ARTOCARPUS-SOORTEN
VAN NEDERLANDSCH INDIË.
1. Vruchtdragende bloemdekken gedeeltelijk vergroeid, doch met
vrije toppen en dientengevolge de vrucbthoofdjes met doorns of
knoVbrbueclhst. dragende bloemdekken geheel vergroeide n dientenge2volge
de vrucbthoofdjes geheel glad. 17
2. Vruchthoofdjes met een gezwollen ring of vrije schutbladen aan
de basis. 3
Vruchthoofdjes aan de basis naakt, 4
3. Vruchthoofdjes zeer groot met een gezwollen ring (vergroeide
schutbladen of den verdikten top van den vruchtsteel) aan de
basis. A. integrifolia L.
Vruchthoofdjes ter, grootte . van een appel, met vrije schutbladen
aan de basis. A. bracteata King.
4. lVanrigje, dtoopoprennv ordmeri gv. ruchtdragende bloemdekken alle of gedeeltelijk5
nieVt ridjoe otronpvpoermn igd.e r vruchtdragende bloemdekken knobbelvormig, 8
5. Vvorrijme ig.t oppen der vruchtdragende bloemdekken alle doorn7
deeVlsr ijke notobpbpeelvno rdmeirg . vruchtdragende bloemdekken ' deels doorn-, 7
6 . Vrije toppen der vruchtdragende bloemdekken lang en dun, niet
stijf, dicht, ruigharig; bladeren eivormig 40—50 cM. lang.
A. Blumei Trécul.
harVigri.j eB tloapdepreenn d2e0r— v2ru5 chcMtd.r algaenngd. e bloemdekken stAij.f , rnigiiedt ar uBigI.7.
Vruchthoofdjes naar de basis versmald; vruchtdragende bloemdekken
ruigharig. Bladeren groot, netvormig, geaderd. Geen
ringvormig litteeken der steunblaadjes. A. reticulgia Mig.
Vruchthoofdjes niet naar de basis versmald. Vruchtdragende
bloemdekken niet ruigharig. A. Forbesii King.
8 . Vrije toppen der vruchtdragende bloemdekken kort kegelvormig
owfe ianfigge pbleaht,a amrde. t een knobbeltje in het midden, kaal of een 9
afgVerpiljaet , tostpeprekn rudiegrh avrirgu.c htdragende bloemdekken afgerond 41o,f
9. Vruchthoofdjes aan de basis nagenoeg glad. Bladeren elliptisch
niet groot. . A. Riedélii Miq.
Vruchthoofdjes geheel met knobbels bezet. 10
10. Vruchthoofdje langwerpig, langgesteeld. Bladeren gaaf, langgesteeld.
A. Teysrhanni Miq.
Vruchthoofdje eivormig, niet, langgesteeld. Bladeren zeer groot, vindeelig-vinlobbig, niet zeer lang gesteeld.A
. incisa L. f.
11. Vruchthoofdjes zeer klein, in trosjes. Stempel knotsvormig.
A. dasyphylla Miq.
troVsjreusc.h tShtoeomfdpjeels ntieert gkrnoootsttveo rvmaing . een appel of grooter, niet in 1 2
12. Schutblaadjes in de vrouwelijke hoofdjes. 13
Geen schutblaadjes in de vrouwelijke hoofdjes. 14
13. Schutblaadjes lintvormig. A. Lowii King.
Schutblaadjes trechtervormig, met langen steel.
A. Klidang Boerl.