spitst gaafrandig. Bloemen groenachtig, in enkelvoudige
of pluimvormige aren. Schutbladen stijfvliezig.
Aantal soorten omstreeks 5, in tropisch Azië en Afrika.
8. P S IL O T R IC H U M BI.
Bloemen tweeslachtig, met een schutblad en twee
schutblaadjes. Bloemdek papierachtig, 5-deelig, na den
bloei onveranderd of verhard; segmenten lijnvormig of
eivormig-langwerpig, de buitenste het grootst, stijf, schuitvormig
of aan de basis gebult, geribd, dikwijls lang en
zachtharig van buiten en kaal van binnen. Meeldraden
5; helmdraden ongelijk, lijnvormig of priem vormig, aan
de basis in een ring, nap of buis vergroeid, zonder tus-
schengevoegde slippen; helmknoppen kort of lang, tweehokkig.
Eierstok min of meer kogelvormig of langwerpig;
stijl dun; stempel knopvormig of 2-spletig; eitje
van af den top van een lange zaadstreng neerhangend.
Blaasvruchtje binnen de dikwijls verharde bloemdekbasis
nauw besloten, kogelvormig of samengedrukt; vliezig,
niet openbarstend. Zaad omgekeerd lensvormig; zaadhuid
lederachtig of korstachtig, glanzig; 'kiem peripherisch,
het meelachtige kiemwit omgevend; zaadlobben lijnvormig,
plat; kiemworteltje naar boven gericht.
Onbehaarde, zachtharige of wollig behaarde, in drieën
vertakte kruiden of heesters, met rolronde takken. Bladeren
tegenovergesteld, ei vormig of elliptisch-lancetvormig,
gaafrandig. Bloemen wit of groenachtig, in aren of
hoofdjes die in de bladoksels alleen staan of pluimen
vormen; schutbladen en schutblaadjes klein, doorschijnend.
Aantal soorten ongeveer 13, in tropisch Azië en Afrika.
9. PTTLOTUS R. Br.
Bloemen tweeslachtig, met één schutblad en twee
schutblaadjes. Bloemdek stijfvliezig, vliezig of doorschijnend,
5-deelig, aan de basis niet verhard; segmenten
vrij, lijnvormig-langwerpig, van buiten kaal of aan de
basis behaard, van binnen kaal of de binnenste aan de
basis wollig. Meeldraden 5, alle vruchtbaar of eenige
zonder helmknoppen; helmdraden ongelijk, lijnvormig of
van boven verbreed, aan de basis in een nap verbonden,
zonder tusschengevoegde slippen; helmknoppen tweehokkig.
Eierstok min of meer kogelvormig, kaal; stijl
dun; stempelvormig; eitje van den top van een lange
zaadstreng neerhangend. Blaasvruchtje binnen het bloemdek
besloten, vliezig, niet openbarstend. Zaad omgekeerd,
kogelTormig of lensvormig; zaadhuid korstachtig,
zwart, glanzig; kiem ringvormig, het meelachtige kiemwit
omgevend; zaadlobben lijnvormig, min of meer plat;
kiemworteltje naar boven gericht.
Eenjarige, onbehaarde, zachtharige of wollig behaarde,
vertakte kruiden. Bladeren afwisselend, meestal smal,
gaafrandig. Bloemen wit, in eindelingsche, langwerpige,
eivormige of kegelvormige, alleenstaande of tot pluimen
vereenigde aren met wollige as; schutbladen en schutblaadjes
stijfvliezig.
Aantal soorten volgens Bentham en Hooker 11, alle in Australië,
misschien ééne hiervan ook in N. Guinea en het Oostelijk deel
van den Archipel. Schinz in Engl. u. Prantl, Nfïtürl. Pflanzenfam.
vereenigt met dit geslacht Trichinium R. Br., dat verschilt door
de aan de basis vergroeide bloemdekslippen.
10. A E R U A Forsk.
Bloemen, tweeslachtig, gemengdslachtig of tweehuizig,
met één schutblad en twee schutblaadjes. Bloemdek kort,
vliezig of min of meer papierachtig, 5-, zelden 4-deelig,
aan de basis niet verhard; segmenten nagenoeg gelijk
of de drie binnenste smaller, langwerpig of lancetvormig,
stomp, spits of toegespitst, alle of de drie binnenste
alleen wollig behaard. Meeldraden 5, zelden 3; helmdraden
meestal ongelijk, priemvormig, aan de basis in een
korte, zelden langere nap verbonden, met lange of korte
tusschengevoegde slippen, helmknoppen dubbel bolvor-
mig, tweehokkig. Eierstok omgekeerd eivormig of min of
meer kogel vormig; stijl kort of lang, met twee stempels
of één knopvormigen stempel; eitje van den top van een
lange zaadstreng neerhangend. Blaasvruchtje in het
bloemdek besloten, vliezig, niet openbarstend of aan den
lederachtigen top rondom loslatend. Zaad omgekeerd, ei-
of niervormig, samengedrukt; zaadhuid dun lederachtig;
kiem peripherisch, een meelachtig kiemwit omgevend;