zelden 2-hokkige helmknoppen; staminodiën van den
vierden krans hart- of pijlvormig en kort gesteeld. Eierstok
zittend, niet in den vruehtsteel weggedoken; in een
stijl versmald; stempel schijfvormig of onduidelijk 3-lob-
big. Besvrucht gezeten op de plat uitgespreide, vergroote,
afgeknotte of 6-lobbige bloemdekbuis, waarvan de segmenten
van af de basis of van af het midden zijn afgevallen,
zelden gebleven zijn.
Boomen of heesters, meestal met aromatischen bast.
Bladeren lederachtig, tegenovergesteld of hier en daar
afwisselend, driedubbelnervig, zelden vinnervig. Bloemen
meestal in okselstandige of eindelingsche pluimen of zijcle
lings aan de basis der jonge loten staande, vrouwelijke
bloemen, soms grooter dan de mannelijke en met verminderd
aantal der bloemdeelen.
Aantal soorten door verschillende auteurs zeer verschillend opgegeven,
van 150 tot 50, en volgens Bentham misschien wel tot
10 terug te brengen. Evenwel geelt H ooker alleen voor Engelsch
Indië 26 op, terwijl het geslacht, dat in geheel tropisch en Oost
Azië en Australië voorkomt, zijn grootste ontwikkeling heeft in
den Maleischen Archipel, waar ongevéer hetzelfde aantal soorten
wordt aangetroHen. Men verdeelt het geslacht in de secties:
1. Malabathrum, waar de knoppen naakt of met uiterst kleine
schubben bedekt zijn, terwijl de bladeren tegenovergesteld driedubbelnervig zijn 2. en meestal Camphora, waar de knoppen besloten
zijn binnen cirkelvormige, holle, zijdeachtige dakpanswijze dekkende
schubben en waar de bladeren afwisselend en vinnerig zijn.
10. M A C H IL U S Nees.
Bloemen tweeslachtig. Bloemdekbuis kort of bijna
ontbrekend; segmenten nagenoeg gelijk of de buitenste
een weinig minder. Volkomen meeldraden 9, die van
den eersten en tweeden krans zonder klieren, met zeer
lange helmdraden en naar binnen gerichte, 4-hokkige
helmknoppen, die van den derden krans aan weerskanten
met een gesteelde klier en met naar buiten gerichte,
4-hokkige helmknoppen ; staminodiën van den vierden
krans hartvormig, kort gesteeld. Eierstok zittend, in een
stijl versmald; stempel klein of schijfvormig. Kogelvormige
of zelden langwerpige bes, op een niet of nagenoeg
niet verdikten steel gezeten, met blijvende, onder de
vrucht omlaag geslagen bloemdekslippen.
Boomen. Bladeren afwisselend, vinnervig. Bladknoppen
dikwijls dakpanswijze dekkend beschubd. Bloemen klein
of groot, kaal of viltachtig, in dichte nagenoeg zittende
of losse, langgesteelde, okselstandige pluimen.
Aantal soorten omstreeks 15, in tropisch en Oost-Azië en
Polynesië.
11. PH O E B E Neès. ■
Bloemen tweeslachtig of gemengdslachtig. Bloemdekbuis
kort; segmenten nagenoeg gelijk, volkomen meeldraden
9, die van den eersten en tweeden krans zonder
klieren en met naar binnen gerichte, 4-hokkige helmknoppen,
die van den derden krans aan weerszijden van
de basis met een klier en met naar buiten gerichte,
4-hokkige helmknoppen; staminodiën van den vierden
krans hart- of pijlvormig. Eierstok met draadvormigen
stijl en schijfvormigen stempel. Vrucht ellipsoid of langwerpig,
aan de basis omgeven door de opgerichte en
vergroote bloemdekslippen en gezeten op den min of meer
verBdoikotmenen voruf ehhetsetseteelr.s, met afwisselende of min of meer
in dicht bijeenstaande kransen geplaatste, vinnervige
bladeren. Bladknoppen klein, bladachtig met weinige
schubben. Bloemen klein, in okselstandige of eindelingsche
pluimen.
Aantal soorten omstreeks 26, in Zuid-Azië. Het geslacht werd
door Bentham en Ho ok er met Persea vereenigd, door H ooker er
echter weder van afgescheiden, omdat bij alle soorten het bloem-
dek om de vrucht op dezelfde wijze overblijft. Het komt ons voor
dat er voor die scheiding alle grond bestaat omdat ook het voornaamste
verschil met Cinnamomum in hetzelfde kenmerk is gelegen.
Wij volgen voor de beschrijving van het geslacht de opvatting
in H o o k er ’s Flora of Brilish India en noemden dus de bladeren
vinnervig, de bloemdekslippen onder de vrucht opgericht. Dit geldt
slechts voor de Aziatische en Polynesische soorten, Me is sn e r ’s
sectie Perseoideae. Bij de Amerikaansche soorten van het gemslaeecrh
t,d rMieediusbsbneelrn’esr vsiegc tieen Cdinen abmlooeimdedaeek,s lzipijpne nd e óbnladdeer redne mvirnu chotf
uitgespreid.
12. E U S ID E R O X Y L O N . Teysm. et Binn.
Bloemen tweeslachtig. Bloemdekbuis k o rt; segmenten
nagenoeg gelijk. Volkomen meeldraden 8, die van den