Bloemen eenslachtig, in groot aantal besloten binnen
een vleezigen, kogel- of eivormigen, hollen, algemeenen
bloembodem (schijnvrucht of vijg). In elk van deze
vijgen vindt men één of meer van de volgende vormen
vertegenwoordigd. Mannelijke bloemen: Bloemdek meestal
uit 3-^-5, zelden 2 of 6 vrije deélen bestaande, zelden
vergroeidbladig en 2—6-deelig of afwezig. Meeldraden
meestal 1, zeldzamer 2, zeer zelden 3, zonder rudimen-
tairen eierstok; helmdraden meestal kort, recht, in de
bloemen met 2 meeldraden vaak vergroeid ; helmknoppen
meestal op den top van den helmdraad, zelden aangegroeid,
boven het bloemdek uitstekend of daarbinnen
besloten, ei vormig of langwerpig, 2-hokkig, met. spleten
openbarstend. Pseudo-hermaphrodite bloemen : Een zeldzaam
voorkomende vorm, gelijkend op de mannelijke
bloem, doch met een volkomen goed gevormden eierstok
en stijl, waaruit zich echter nooit een zaad ontwikkelt.
Onzijdige bloemen : Evenzeer een zeldzaam voorkomende
vorm, gelijkend op de mannelijke bloem, doch
zonder meeldraad, alleen bestaande uit een lang gesteeld,
3-bladig bloemdek. Vrouwelijke bloemen : Bloemdek als
bij de mannelijke, doch het aantal der deelen meestal
grooter en deze vaker vergroeid, soms doorschijnend.
Stamper zittend of meestal gesteeld ; eierstok eivormig
of omgekeerd eivormig; eitje hangend aan den top van
de eierstokholte ; stijl draadvormig, meestal langer dan
de eierstok, zijdelingsch of bijna eindelingsch ; stempel
cylindrisch knots-, knop-, schild- of trechter vormig, soms
2-spletig. Dopvruchtje min of meer omgekeerd eivormig
of niervormig, zelden kogelvormig; vruchtwand hard,
van buiten min of meer slijmachtig. Zaad hangend;
zaadhuid vliezig; kiemwit weinig; kiem gekromd; zaadlobben
gelijk of ongelijk, soms gevouwen; kiemworteltje
naar boven gekromd en op de zaadlobben liggend. Gal-
bloemen als de vrouwelijke, maar meestal gesteeld, met
kogelvormigen stamper, welke de larve van een wesp
bevat, vaak een van buiten niet slijmachtigen, taaien
wand heeft en een meestal korter, meer eindelingschen
stijl draagt.
Boomen of heesters, vaak in de jeugd epiphytisch,
met een melkachtig sap. Bladeren afwisselend, zelden
tegenovergesteld gaafrandig, gezaagd, getand of gelobd,
kaal of op verschillende wijze behaard. Steunblaadjes
den bladknop omhullend, bij de ontwikkeling van de
bladeren afvallend. Vijgen óf in paren, zeldzamer alleenstaand,
in de bladoksels of aan de knoopen der blader-
looze takken, óf in bundels op knobbels aan stam en
takken, óf in hoofdjes aan lange bladerlooze takken, die
nabij den grond uit den stam ontspringen. Vijgen al
of niet gesteeld, kogelvormig, ei- of peervormig, die van
hetzelfde exemplaar meestal in één vorm met gelijken
of ongelijken inhoud, zelden in twee vormen met verschillenden
inhoud, aan de basis afgerond of versmald
en aldaar meestal met drie schutbladen, aan den vlakken
of in een bult eindigenden top met eene opening, die
gesloten wordt door talrijke in rijen staande schubben.
Binnenoppervlakte der vijg tusschen de bloemen vaak
bekleed met haren of schubben. Bloemen voorkomende
in de volgende combinaties : 1. Mannelijke, vrouwelijke
en galbloemen in dezelfde vijg. 2. Mannelijke en gal-
bloemen in de eene, vrouwelijke en onzijdige in de
andere. 3. Mannelijke en galbloemen in de eene, vrouwelijke
in de andere. 4. Pseudo-hermaphrodite en galbloemen
in de eene, vrouwelijke in de andere.
Aantal soorten omstreeks 600, in de warmere gewesten der
beide halfronden verspreid, zelden buiten komend. de keerkringen voorDoor
Gasparrini werd het geslacht Ficus in meerdere gesplitst.
Miquei, heeft in zijn oudere werken Gasparrini hierin nagevolgd,
doch eenige van diens geslachten samengetrokken, andere nieuw
onderscheiden. In zijn Flora Indiae Batavae komen er nog een
vijftal voor, op de volgende wijze onderscheiden :
Ficus met ruwe in den knop geplooide bladeren, met schutblaadjes
tusschen de met een 4—6-bladig bloemdek voorziene bloeemeenn
,g ewspalaei tveann odf es cmheavnenne lisjkteem 2p eol f hmebebeern m. eeldraden, de vrouwelijke
Covellia Gasp., als Ficus, doch zonder schutbladen tusschen dé
zmieeneer bolfo emmeinnd. er volkomen naakte, niet met een bloemdek voortusPsochgoenn
otdreo pbhleo emMeinq.., als Ficus, doch met dichte, stijve haren
Synoecia Miq., eenige weinige soorten, met kale of behaarde,