of meer driekantig, op het kleine bloemdek staande of
geheel naakt; vruchtwand korstachtig of een weinig
verhard, soms van buiten dunvleezig. Zaad van den
vorm der vrucht; zaadhuid vliezig; kiem wit gering;
zaadlobben elliptisch of langwerpig.
Heesters. Bladeren afwisselend, gesteeld, gekarteld-
gezaagd, 5-nervig, van onderen sneeuwwit; steunblaadjes
binnen den bladsteel vereenigd tot één, dat tweespletig
is. Bloemen in kleine, zittende, bloemkluwens, verspreid
langs of aan de toppen van de takken eener okselstandige
pluim, de mannelijke met kleine, stijfvliezige schutbladen.
Aantal soorten 8, in Zuid-Azië en de eilanden Zuidzee. van de Stille
53. P A R IE T A R IA L .
Bloemen gemengdslachtig. Mannelijke en tweeslachtige
bloem: Bloemdek diep 4-lobbig, zelden 3-lobbig, in den
knop klepswijze aaneensluitend. Meeldraden 1, in den
knop neergebogen, tijdens den bloei elastisch gestrekt,
zelden 8. Rudimentaire of volkomen eierstok. Vrouwelijke
bloem: Bloemdek aan de basis buisvormig, met kortere
lobben. Eierstok kaal, vrij binnen het bloemdek; stempel
kort of lang lijnvormig, teruggekromd, dicht genseel-
vormig, zittend of met een stijl, afvallend; eitje van af
de basis opgericht. Dop vruchtje besloten binnen het blijvende,
op verschillende wijzen vergroote, vaak cilindervormige
en kruidachtige bloemdek; vruchtwand dun
korstachtig. Zaad van den vorm der vrucht; zaadhuid
vliezig; kiem wit overvloedig; zaadlobben eivormig of
langwerpig.
Eenjarige of overblijvende, vaak wijdvertakte en met
haakvormige haren bekleede kruiden. Steunblaadjes ontbrekend.
Bladeren afwisselend, gesteeld, gaafrandig, 3-
nervig of driedubbelnervig, dikwijls klein. Bloemen in
okselstandige, dikwijls twee bijeenstaande, dichte bijschermen
of bloemkluwens, voorzien van schutbladen
waarvan soms de buitenste vergroeid zijn en een omwindsel
vormen.
Aantal soorten omstreeks 8, in de gematigde streken wijd verspreid,
in de tropische gewesten zeldzaam. Ééne soort, P . debilis
F orst., die zoowel in Australië als in Engelsch Indië is aangetroffen,
komt misschien ook in den Maleischen Archipel voor.
ÜRTICACEAE VAN NEDERLANDSCH INDIË.
Tribus I. C e l tid e a e .
1. Celtis L ,
Ondergesl. 1. Eu-Celtis.
Waitzii BI. t) (Java.)
var. elliptica BI. (Java.)
timorensis Span. (Timor.)
hamata BI. (Maleische Archipel.)
tetrandra Boxb. (Maleische Archipel.)
var. mollis Hook. f. — C. mollis Wall. (Birma, Celebes.)
Ondergesl. 2. Sponioceltis Planch.
cinJnaavma,o mSeuam aLtirnad.)l. — Sponia rigida Zoll. (Engelsch Indië,
sum(Sautmraantara .)Planch. — Solenostigma sumatranum Mig.
Ondergesl. 3. Solenostigma.
brevinervis Planch. — Solenostigma brevinerve BI — Dicera
lanceolata Zipp. (N. Guinea.)
Wightii Planch. — Solenostigma Wightii Miq. — Solenostigma
consimile BI. (Engelsch Indië, Java, Celebes.)
laurifolia Planch. — Solenostigma laurifolium BI. - Sponia
strychnifolia Teysm. et Binn. (Java.)
Hasseltii Planch. — Solenostigma Hasseltii BI. (Java.)
Djungiel Planch. 2) — Solenostigma Djungiel BI. (Java.)
Zippelii Planch. — Solenostigma Zippelii Bl. (N. Guinea.)
latifolia Planch. — Solenostigma latifolium Bl. (N. Guinea.)
ang(Suustmifaotlriaa .) Planch. — Solenostigma angustifolium Miq.
sinensis Pers. (China, Celebes.)
philippinensis BI. (Philippijnen, Celebes.)
strychnoides Planch. (Australië, Aroe-eilanden, Nieuw Guinea.)
grewioides Warb. (Duitsch Nieuw Guinea.)
2. Trema Lour.
timorensis BI. — Tr. virgata BI. — Sponia timorensis
Decaisne.. — Sponia virgata Planch. — Celtis virgata
Boxb. (Malakka. Singapore, China, Timor, Key-Molukken,
moNri.f oGliuai nBeaI.. )— Sponia morifolia Planch. (Celebes.)
pallida Bl. — Sponia pallida Miq. (Ambon.)
J) In Hooker f . F l. o f B r. ln d . met C. cin nam om ea L in dl. vereen2)
i gdD.eze en de drie volgende soorten worden door Planchon als
onvolkomen bekend opgegeven.