![](./pubData/source/images/pages/page113.jpg)
of aan de basis van het blad. Doornachtige takken of
onder de steunblaadjes öf onder de bladeren staande
doorns worden nu en dan aangetroflPen. Bloeiwijze meestal
pkselstandig en samengesteld, de uiterste vertakkingen
dikwijls uit bijschermen bestaande, die öf tot bijschermen
öf tot trossen en pluimen zijn vereenigd en aan de
toppen der takken soms een eindelingsche pluim vormen;
echter komen onbepaalde, niet uit bij schermen samengestelde
bloeiwijzen ook voor. Schutbladen onder de bijschermen
of bloemen meestal klein of schubvormig, soms
grooter en 2—3 vergroeid, de bij schermen of trossen als
een omwindsel omgevend; schutblaadjes zijn soms aanwezig
ten getale van twee binnen elk schutblad of in
groot aantal onder de bloemstelen in een bijscherm.
Aantal soorten meer dan 3000, over de geheele wereld verspreid.
Baillon neemt in de familie ook de Dichopetalaceae en Calli-
tricheae op, doch sluit de Buxeae er buiten en brengt deze tot
de Celastraceae. Pa . in Engler u. Prantl Nalürl. P/tanzenfam.
houdt zich in hoofdzaak aan “de omgrenzing, der familie, die bij
Bentham en Hooker voorkomt, doch maakt de Buxeae tot eene
afzonderlijke familie.
OVERZICHT DER TRIBUS EN SUBTRIBUS,
Tribus I. E uphorM eae Kelkvormig omwindsel met meerdere
mannelijke en één centrale vröuwelijke bloem, te zamen op eene
tweeslachtige bloem gelijkend. Werkelijk bloemdek ontbrekend of
zeer klein.
Tribus II. B u x e a e J). Bloemen éénhuizig (bij het geslacht van
Nederlandsch Indië) afzonderlijk. Bloembladen ontbrekend. Eierstok-
hokjes met 2 eitjes. Zaadnerf rugstandig. Meeldraden tegenover de
kelkbladen en in hetzelfde aantal als deze. (Bij het eenige geslacht
van Nederlandsch Indië).
Tribus III. P hyllan theae. Bloemen afzonderlijk. Bloembladen
al of niet aanwezig. Eierstokhokjes met 2 eitjes. Zaadnerf buikstan-
dig. Meeldraden alle of de buitenste tegenover de kelkbladen of alle
in het midden der bloem.
Tribus IV. C jra le a rie a e . Bloemen afzonderlijk. Bloembladen
aanwezig. (Bij de geslachten- van Nederlandsch Indië). Eierstokhokjes
met I eitje. Buitenste meeldraden tegenover de kelkbladen.
i) Vóór deze tribus vindt men bij Bentham en Hooker nog de
grootendeels uit Australische geslachten bestaande tribus der Steno-
Tribus V. Crotoneae. Bloemen afzonderlijk x). Bloembladen al
of niet aanwezig. Eierstokhokjes mét I eitje. Buitenste meeldraden
afwisselend met de kelkbladen of alle in het midden der bloem.
Subtribus 1. Jatropheae. Bloemen in pluimvormige bloeiwijzen,
samengesteld uit bijschermen, die óf éénsiachtig zijn óf tweeslachtig
met een centrale vröuwelijke en zijdelingsche mannelijke bloem.
Subtribus 2. Eu-Crotoneae. Bloemen meestal éénhuizig, in eindelingsche
trossen of aren, die één of beide geslachten dragen. Mannelijke
bloemen met, vrouwelijke meestal zonder bloembladen ; meeldraden
in den knop neergebogen, met omgekeerde helmknoppen.
Subtribus 3. Chrosophoreae. Bloemen in okselstandige of zelden
eindelingsche trossen, aren of pluimen ; mannelijke bloemen met,
vrouwelijke meestal zonder, bloembladen. Meeldraden in den knop
opgericht of met neergebogen top, doch met opgerichte helmknoppen.
Subtribus 4. Adrianeae. Bloemen in eindelingsche aren of trossen-
Bloembladen in beide geslachten ontbrekend. Stijlen grootendeels vrij*
alleen aan de basis vergroeid.
Subtribus 5. Acalypheae. Bloemen in okselstandige, zelden eindelingsche
aren, trossen of pluimen. Bloemen in beide geslachten
zonder bloembladen. Kelk bij de mannelijke bloem klepswijze aaneensluitend
of smal dakpans'wijze dekkend. Stijlen vrij, meestal lang.
Subtribus 6. Gelonieae. Bloemen in okselstandige of tegeno\er de
bladeren staande kluwens of in okselstandige of eindelingsche trossen
of pluimen. Bloembladen bij beide geslachten ontbrekend. Kelk der
mannelijke _en meestal ook der vrouwelijke bloemen breed dakpans-
wijze dekkend. Stijlen vrij.
Subtribus 7. Plukenetieae. Bloemen in okselstandige, zelden eindelingsche
aren of trossen. Bloembladen bij beide geslachten ontbrekend.
Kelk der mannelijke bloemen in den knop klepswijze aaneensluitend,
die der vrouwelijke dakpRnswijze dekkend of dubbelgevouwen
klepswijs aaneensluitend. Eén stijl in het verlengde van den eierstok,
lang of dik en hol, meestal vleezig, aan den top kort gelobd.
Subtribus 8. Hippomaneae2). Bloemen in okselstandige of eindelingsche
aren. Bloembladen bij beide geslachten ontbrekend. Kelk
bij de mannelijke bloemen open in den knop, zeer klein of bijna
geheel ontbrekend, bij de vrouwelijke 2—3-spletig of -deelig. Stijl
nu eens onverdeeld en zuilvormig, dan weder van af de basis .verdeeld.
lobieae, gekenmerkt door eene lijnvormige kiem met smalle zaadlobben
in het midden van het kiemwit gelegen. Het zijn kleine op heideplanten
gelijkende heestertjes met een of twee eitjes in elk hokje van
den1) eWierasntonkee. r meerdere mannelijke bloemen om één centrale vrouwelijke
bloem staan, zijn deze niet door een kelkvormig omwindsel
om2g) evIne n.Hooker’s Flora of British India als Tribus opgevat.