1. Eu-Trigonostemon. Bloemen in okselstandige trossen. Helm-
knoppen 3, bevestigd op eene zuil, opgericht of horizontaal, aan
den top min of meer tweespletig. 2. Telogyne, als de voorgaande,
doch met 5 helmknoppen. 3. Tylosepalum. Bloemen okselstandig,
mannelijke in bundels, vrouwelijke in trossen. Kelk met eene
schijfvormige klier van buiten ; overige kenmerken als van E u -
T rigon ostem on . De in Engelsch Indië voorkomende sectie Pycnan-
ihera. met eindelingsche aren en 3 helmknoppen, op een korte zuil en wier helmhokjes vergroeid zijnd iem egte zheetet ns tzeirjkn
verdikte helmbindsel, is in Nederlandsch Indië nog niet waargenomen.
Eene op Borneo waargenomen soort, T. ïa e v ig a tu s M uell.
A rg ., met tegenoverstaande bladeren, - bijschermen en binnen een
bekervormige schijf geplaatste, niet op een zuil bevestigde helmknoppen,
verschilt hierdoor van alle soorten en zou volgens Bentham
misschien een afzonderlijk geslacht vormen.
32. TRIGONOPLEURA H ook. f.
Bloemen tweehuizig. Mannelijke bloem : Kelkbladen 5,
breed langwerpig, lederachtig, in den knop breed dakpanswijze
dekkend. Bloembladen langer, omgekeerd eivormig,
lang- en zachtharig aan beide kanten. Schijf uit 5
groote klieren bestaande. Meeldraden 8; helmdraden ingeplant
binnen de klieren, aan den top vrij, aan de basis
verbonden tot eene zuil, welke eindigt in een uit drie
priemvormige uitsteeksels bestaanden rudimentairen eierstok.
Vrouwelijke bloem: onbekend. Doosvrucht klein,
3-lobbig, behaard ; buitenlaag gerimpeld, loslatend van de
binnenlaag, die bestaat uit beenachtige kluisjes, die zich
afscheiden van een centrale zuil met drie doorschijnende
vleugels. Zaad breed langwerpig, ruggelings samengedrukt
; zaadhuid zwart, glanzig; zaadrok groot; bleek.
Een boom of heester, met afwisselende, kortgesteelde,
langwerpige, gaafrandige, onbehaarde, vinnervige bladeren.
Bloemen in groot aantal in okselstandige kluwens.
Eéne soort, J r . m a la y a n a H pok. f., in Malakka.
33. PARACROTON M iq.
Bloemen éénhuizig. Mannelijke bloemen: Kelkbladen 5,
in den knop dakpanswijze dekkend. Bloembladen evenveel-
Schijfklieren met de bloembladen afwisselend. Meeldraden
15—20, de middelste helmdraden met elkander vergroeid;
helmknoppen naar buiten met 2 spleten. Vrouwelijke
bloem: Eierstok driekantig-pyramidevormig, 3-hokkig, met
1 eitje in elk hokje; stijlen vrij, tweespletig. Doosvrucht
dik, houtachtig, in 3 tweekleppige kluisjes uiteenspringend.
Zaden breeder dan lang, kaal; kiemwit overvloedig;
zaadlobben breed, plat.
Boom van middelbare grootte. Bladeren afwisselend,
gesteeld, lancetvormig, golvend-gezaagd, met twee klieren
aan de basis. Bloemen in 3—4 voet lange, hangende,
eindelingsche trossen.
Eéne soort, P. pendulus Miq., op Java in Bantam voorkomend,
34. OSTODES BI.
Bloemen één- of tweehuizig. Mannelijke bloem : Kelk
5-deelig, met breede, ongelijke, in den knop dakpanswijze
dekkende segmenten. Bloembladen 5, langer dan
de kelk. Schijfklieren 5 of ontbrekend. Meeldraden 8—30,
ingeplant op een bollen of zuilvormigen bloembodem; helmdraden
dun of dik; helmknoppen ruggelings vastgehecht,
die van de binnenste rij dikwijls horizontaal; helmhokjes
aan den binnenkant, zelden aan den buitenkant met het
breede helmbindsel vergroeid, evenwijdig of uiteen wijkend.
Rudimentaire eierstok ontbrekend. Vrouwelijke bloem:
Kelk- en bloembladen als bij de mannelijke. Eierstok
3-hokkig; met 1 eitje in elk hokje; stijlen kort, 2-spletig.
Doosvrucht kogelvormig, 6-ribbig, met harde buitenlaag
en bijna beenharde binnenlaag ; ten slotte in tweekleppige
kluisjes uiteenspringend. Zaden eivormig ; zaadhuid korst-
achtig, (misschien in verschen toestand sappig ?); kiemwit
vleezig; zaadlobben breed, plat.
Boomen of heesters. Bladeren afwisselend, groot, vin-
nervig, getand of zelden gaafrandig. Bloemen in losse,
meestal lange trossen, die aan de toppen der takken
pluimen vormen of in kortere, zijdelingsche trossen; de
mannelijke bloemen langs de trossen in kleine bijschermen,
de vrouwelijke langs de trossen alleenstaand of zelden een
in het midden van een mannelijk bijscherm.
Aantal soorten 6—8, in Engelsch- en Nederlandsch Indië.
35. CODIAEUM Juss.
Bloemen éénhuizig. Mannelijke bloem: Kelk vliezig,
met 3—6, meestal 5, in den knop dakpanswijze dekkende