172 SANTALACEAE.
Subsect. 1. P l o i o n i x i a . Bloemen meest in groepen van drie,
zelden alleenstaand. Bladeren alle of gedeeltelijk volkomen.
V. oriëntale Willd., V. ovalifolium Wall.
Subsect. 2. A s p i d i x i a Korth. (Gesl. Aspidixia van Tiegh).
Bloemen meestal alleenstaand, zelden in groepen van drie.
Bladeren alle schubvormig.
V. angulatum Heyne, V. artieulatum Burm.
F am. c x x . sa n ta la c ea e.
Bentham et Hooker, Genera Plant. III. p. 217. — Miq. Fl. Ind.
Bat. I. 1. p. 775, 1096. — Miq. Sum. p. 341. — A. D C. in D C.
J>rod. XIV. 2. (1857). p. 619. — Hook. f. Fl. Br. Ind. V. p. 228. -^
Baill., Hist. Plant. XI. p. 463, 485. (Loranth.).%S s Hjeronymus in
Engl. u . Prantl, Natürl. Pflanzenfam. III, 1. p. 202. (1892). —
Engl. in Nachtr. p. 141. (1897). — van Tieghem, Buil. Soc. Bot.
Fr. XLIII (1896). p. 343 XLIV. p. 99.
Bloemen tweeslachtig of door mislukking tweehuizig,
zelden eenhuizig, regelmatig. Bloemdek enkelvoudig,
groen of bloembladachtig, soms vleezig, aan de basis
met den eierstok of de schijf vergroeid, aan den top of
meestal tot aan de schijf verdeeld, met 4—5 of zelden
3 of 6 in den knop klepswijze aaneensluitende of zelden
smal dakpanswijze dekkende, van binnen nabij de meeldraden
vaak met een haarbundel bezette en met den
top naar binnen gevouwen of uitgespreide lobben. Meeldraden
evenveel als bloemdeklobben en op deze nabij
de basis ingeplant, zelden hooger er mede vergroeid of
in de buis onder de lobben bevestigd, meestal korter,
zelden even lang als de lobben; helmdraden draadvormig
of min of meer breed, soms zeer kort; helmknoppen
aan de basis bevestigd of nabij de basis ruggelings
vastgehecht, eivormig of langwerpig of langwerpig-lijn-
vormig, met 2 vrije, evenwijdige, door langsspleten aan de
binnenzijde of zijdelings openspringende 4- of 2-kleppige,
soms ten slotte plat uitgespreide helmhokjes. Schijf
epigynisch of perigynisch, ring- of kussenvormig of de
SANTALACEAE
bloemdekbuis bekleedend, gaaf of tusschen de inplanting
der helmdraden gelobd, soms weinig ontwikkeld of geheel
ontbrekend. Eierstok van den beginne af ot ten
minste na den bloei onderstandig of in de schijf weggedoken,
1-hokkig1; stijl cilindrisch, kegelvormig of kort,
met eindelingschen knopvormigen of 2—3-lobbigen stempel,
soms op den top van den eierstok nagenoeg zittend,
eitjes 2—3 van af den top of van onder den top van
een draadvormige of dikke centrale zaadlijst neerhangend
of 1 opgericht centraal eitje. Yrucht niet openbarstend,
eene noot of meestal 1 eene steenvrucht; bui-
tenlaag dun of vleezig of sappigbinnenjaag korstachtig
of hard, soms beenhard. Zaad kogel- of eivormig, van
buiten glad, rimpelig of met talrijke diepe groeven;
zaadhuid dun of ontbrekend, kiemwit overvloedig, vleezig,
meestal wit; kiem in het kiemwit besloten, soms
echter schuin en niet volkomen asstandig, lijnvormig ot
kort, meestal rolrond, recht of een weinig gekromd;
zaadlobben meestal half rolrond en langer of korter dan
het naar boven gerichte kiemworteltje, soms zeer klein.
Boomen, heesters of lage kruiden, eenige weinige
parasitisch. Bladeren afwisselend of tegenovergesteld,
meestal onbehaard, gaafrandig, meestal behalve de hootd-
nerf zonder duidelijke nerven of aderen, soms tot kleine
schubben verminderd of geheel ontbrekend. Steunblaadjes
ontbrekend. Bloemen meestal klein, en groenachtig, gewoonlijk
met een schutblad en twee schutblaadjes, nu
eens in de bladoksels alleenstaand, dan weder tot enkelvoudige
trossen of aren vereenigd, dan weder m een
samengestelde bloei wij ze, wier eindvertakkmgen beschermen
zijn. Aantal soorten omstreeks 220, in de tropische gewesten der beide halfronden wijd verspreid. Des feanm gileiem awtiogrddet
verdeeld in 3 tribus: 1. Thesieae, 2. Osyrideae, 3. Anthoboleae. Hiervan is de eerste gekenmerkt door een half bovenstandig
bloemdek en eene nootvrucht nog niet in den Maleischen Archipel
aangetroffen. Echter zou het geslacht Thesium L., evenals in
ibse rhgestt regkeesnla cvhatn vEerntgegelesncwh oIonrddiiëg do dooko rh kierru idkaucnhnteing ev wooorrkteolmpaenra. siDetaean
met tot aren vereenigde bloemen.
') Bij de geslachten van Nederlandsch Indië altijd.