b lo em : Kelk als bij de mannelijke secties met meerdere kelkbladen. Bbloloeemmb,l adienn eoenn tbdreer
kverinj do. f Svcehrigjfr oaeaindw, egzeiwg.o oEnileijrkst o2k- sp3l-e toifg mmeeetr hdouknknieg ;t asktikjelenn, uzietl^d e3n ofv emrbereere dk;o risnt acehlkti gheo kojfe le2d eeriatjcehst. igVe,r uzcehltd egne vboermend- hdaerrldiejk, tlwoseleaktelnepdpenig, e kleludiesrjaecsh, tigmeent ooff zoznedldeer n eevnl eeazfzigoenn
b3u-kitaenntwiga, ndzo, ndzeerld keine mpeeronp jeb; esz aadohf uisdte keonrvsrtuacchhtt.i g; Zkaiedmen- wiKt rvuliedeeznig, ; hzeaeasdtelrosb boefn bpoloamt eonf. boBclhatdige.ren meestal twee- rsitjaign,d iagfew ikslsuewleennds,. gaafrandig. Bloemen klein, in oksel-
Aantal soorten omstreeks 350, in alle warme gewesten verspreid.
Het geslacht werd door Mueller Argoviensis in D. C. Prodromus
en door Bentham in Genera Plantarum met het volgende ver-
eenigd en deze vereeniging is in den Index Kew'ensis gevolgd.
In Hooker’s bewerking dëf familie voor de Flora of British India
wordt het daarvan echter afgescheiden, op grond van de afwezigheid
der schijf hij beide geslachten, de vergroeide stijlen en het
voorkomen, en wij hebben ons bij deze opvatting aangesloten,
vooral omdat daardoor het 'overzicht van de in Nederlandsch Indië
voorkomende soorten gemakkelijker wordt. Echter moet worden
toegegeven dat het geslacht Phyllanthus zooals het nu overblijft,
noch in de schijf, noch in de stijlen, noch in het voorkomen een
constant type vertoont. De soorten van Nederlandsch Indië kan
men op de volgende wijze verdeelen :
A. Stijlen vrij of van onderen vergroeid, tweespletig of
tweedeelig, zelden onverdeeld.
a. Kelkbladen 6. Meeldraden 3 of 5.
Sectie I. Kirganelia. Heesters met tweerijige bladeren. Meeldraden
5, in twee rijen; helmdraden alle. of de buitenste vrij;
helmknoppen opgericht met verticale spleten; helmbindsel niet
verlengd. Stijlen zeer kort, 2-spletig. Vrucht een 4—8-hokkige
hes. Zaden 2, boven elkander.
Sectie II. Flueggeopsis. Heesters met tweerijige bladeren. Meeldraden
5; helmdraden vrij ; helmknoppen opgericht, met verticale
spleten; helmbindsel niet verlengd. Stijlen 3, lang, dun en gaaf,
aan de basis verbonden. Vrucht eene 3-hoekige, 3-zadige bes.
Sectie III. Emblica. Boomen met tweerijige, zeer kleine (niet
meer dan 1 cM. lange) bladeren. Kelkbladen 5—6 in beide geslachten.
Schijf bij de mannelijke bloemen ontbrekend. Meeldraden
3 ; helmdraden tot een zuil verbonden ; helmknoppen m et verticale
spleten; helmbindsel verlengd. Stijlen 3, van onderen verbonden,
dubbel 2-spletig. Vrucht groot ên vleezig, met 'beenharde 2-klep-
pige kluisjes.
IV. Para-Phyllanthus. Kruiden of heesters. Bladeren verschillend.
Meeldraden 3 ; helmdraden tot een lange of korte zuil verbonden;
helmknoppen opgericht, met verticale spleten; helmbindsel meestal
verlengd. Stijlen 3, vrij of van onderen vergroeid, 2-spletig. Doosvrucht.
. Sectie V. Eu-Phyilanthus. Kruiden of heesters. Bladeren verschillend.
Meeldraden 3; helmdraden al of niet verbonden; helmknoppen
dubbelbolvormig of niervormig met korte spleten, soms
in elkanders verlengde vallend en daardoor schijnbaar dwars.
Stijlen 3, vrij of van onderen vergroeid. Doosvrucht.
b. Kelkbladen bij de mannelijke bloem 4, bij de vrouwelijke
4 of 6. Meeldraden 4 of 2.
- Sectie VI. Reidia. Kruiden of heesters. Bladeren verschillend.
Kelkbladen vaak ingesneden, die der mannelijke bloem 4, der
vrouwelijke 4 of 6. Meeldraden 2—4 ; helmknoppen dubbel bol-
yormig, zittend om den top van een lange of kórte zuil om een
kleinen, rudimentairen eierstok; helmhokjes vaak ineenvloeiend,
met dwarse spleten. Stijlen 3, 2-spletig of -deelig. Doosvrucht.
Sectie VII. Eriococcoides. Mueller Arg. schrijft Eriococcodes,
doch Bentham juister Eriococcoides. Evenals de voorgaande, doch
meeldraden 2 ; helmknoppen met verticale spleten.
Sectie VIII. Cicca. Boom met 2-rijige bladeren. Kelkbladen
meestal 4. Meeldraden 4 helmdraden vrij ; helmknoppen langwerpig,
opgericht, met verticale spleten. Vrucht vleezig, met een
3...4-bokkige beenharde kern.
Sectie IX. Hedycarpidium. Boom ; bladeren niet 2-rijig. Kelkbladen
4. Schijf aanwezig. Meeldraden 4 ; helmdraden vergroeid ;
helmknoppen met verticale spleten. Vrouwelijke bloem en vrucht
onbeschreven.
Sectie X. Scepasma. Heester met 2-rijige bladeren. Kelkbladen
4. Schijf in beide geslachten Meeldraden 2; helmdraden vergroeid;
helmknoppen schuin openspringend. Eierstok 5—8-hokkig. Doosvrucht.
B. Stijlen geheel vergroeid, onverdeeld.
Sectie XI. Emblicastrum. Heester met 2:rijige, zeer kleine bladeren.
Kelkbladen 4. Schijf bij beide geslachten aanwezig. Meeldraden
2 ; helmdraden vrij; helmknoppen met verticale spleten.
Doosvrucht.
De laatste sectie zou even goed wegens den aard der stijlzuil
tot Glochidius gebracht kunnen worden als wegens de in beide
geslachten aanwezige schijf tot Phyllanthus. Daar echter de eenige
hiertoe behoorende soort, Ph. lamprophyllus Muell. Arg., door
haar voorkomen zich bij de sectie Emblica van Phyllanthus aansluit
en ook in het geslacht Glochidion eene sectie Glochidiopsis
voorkomt, waar het kenmerk van de stijlen niet beslissend wordt
gerekend, hebben wij Emblicastrum bij Phyllanthus gehouden.