VOORBERICMT
BIJ DE UITGAVE VAN HET
DERDE DEEL, EERSTE STUK.
Bij de bewerking van dit stuk heb ik mij hoofdzakelijk
bepaald tot het verzamelen en rangschikken van de bekende
gegevens. De geslachtsbeschrijvingen zijn meerendeels overgenomen,
zooals zij in de litteratuur voorkomen. Slechts
hier en daar heb ik er kleine wijzigingen in gebracht, naar
aanleiding van onderzoek aan materiaal in ’sLands Plantentuin.
Een nieuw geslacht, nl. S tro p h io b la c h ia Boerl.,
uit de familie der Euphorbiaceae, wordt hier voor het eerst
beschreven. Evenals in de beide vorige stukken heb ik elke
familie doen volgen door de lijst en de synoniemie der
Nederlandsch Indische soorten. Meestal zijn deze lijsten aan
de litteratuur ontleend. Bij het geslacht A rto carp u s berusten
zij op niet gepubliceerde aanteekeningen, door mij
gemaakt in ’sRijks Herbarium. In dat geslacht heb ik ook
een tabel gegeven tot determinatie der soorten.
Ofschoon men, naar het mij voorkomt, door het in dit
werk gevolgde stelsel van Bentham en H ooker een zeer
goed overzicht kan krijgen van de families der D ico ty lé
d o n e s , heeft de onderscheiding van D ia ly p e ta la e ,
G am o p e ta la e en M o n o c h lam y d e a e — dus van
D ic o ty lé d o n e s met vrije, met vergroeide en zonder