Subtribus 2. Eu-Crotoneae Bloemen in eindelingsche trossen of
aren, met één of beide^ seksen. Mannelijke bloemen meestal met,
vrouwelijke zonder bloembladen. Meeldraden in met omgekeerde helmknoppen. den knop neergebogen
30. Croton. Kelkbladen gelijk of zelden ongelijk, in den knop
klepswijze aaneensluitend of licht dakpanswijze dekkend. Bloembladen
meestal lang- en zachtharig, bij de mannelijke bloemen
even groot of korter dan de kelkbladen, bij de vrouwelijke kleiner
of ontbrekend. Meeldraden in onbepaald aantal ingeplant op een
harigen bloembodem, zonder rudimentairen eierstok. Vrucht in
3, zeldzamer 2 of 4 kluisjes uiteen vallend.
einSduelbintrgibscuhse 3.t roCssherno,z oaprheonr eaoef pBluloimemenen, mina nonkesleijlkseta ndbliogeem oefn zemldeetn,
vrouwelijke meestal zonder bloembladen. Meeldraden in den knop
opgericht of met neergebogen top, doch met opgerichte helmknoppen.
A. Kelkbladen in den knop dakpanswijze dekkend.
f Kelk niet orh de vrucht vergroot.
§ Meeldraden 3—20, tot eene zuil verbonden. Stijlen Z-spletig.
of 3z1e.l dTenr igeionndoelsitnegmscohne. Mtreoeslsderna.den 3—5. Bloemen in okselstandige
sta3n2d.i gTer kigluowneonpsl.eura. Meeldraden 12—15. Bloemen in okselzee3r3
.l aPnagrea carreont.on. Meeldraden 15—20 Bloemen in eindelingsche,
§§ Meeldraden 15—30, vrij. Stijlen gaaf of 2-spletig.
-de 3k4e. lkObsltadoedne.s . SBtiljoleenm bglaaadfe.n bij beide seksen gelijk, grooter dan
de 3v5r ouCwoedliiajkeeu mo. ntBblroeekmenbdla.d eSnt ijbleijn d2e- smplaentinge.lijke bloem klein, bij
-j"{- Kelk om de vrucht vergroot.
&t. Kelkbladen vrij. Bloembladen alleen in de mannelijke bloem.
36. Blachia. Zaden zonder kiempropje. Meeldraden 10—20.
aRfuwdisimseelenntdai roef deeie rbsotovke nsoten tbteregkeennodv.e rgBelosteemldb.laden klein. Bladeren
37. Strophioblachia . Zaden met een kiempropje. Meeldraden
a3l0s. dReu dkeimlkebnlatadierne. Beileardsetroekn oafnwtbisrseekleenndd.. Bloembladen even groot
38. Erismanthus. Meeldraden omstreeks 12, ingeplant op een
zuilvormigen bloembodem, die eindigt in een lat ., .aordunnen,
rudimentairen eierstok. Bladeren tegenqveiy .o,d.
43. Kelkbladen bij de mannelijke bloem tot een napvormigen of
mvreije. r Bolof emmibnldaedre nd bieijp bgeeildoeb dseenk skeenl.k vergroeid, bij de vrouwelijke
■ de 3b9i.n nDeimnsoter phvoercgarloyeixd. , Mzoenedledrr adruedn im1e0n—ta2ir0e;n heeielmrsdtorakd. en vrij of
B Kelkbladen in den knop klepswijze aaneensluitend
of zeer klein.
40. Agrostistachys Tweehuizig. Onbehaarde heesters. Bloembladen
bij beide seksen, in de mannelijke bloem 8. Meeldraden
8—13: helmhokjes vrij, neerhangend. Rudimentaire eierstok
meestal aanwezig. In de vrouwelijke bloem stijlen 2-spletig.
41. Androcephaldm. Tweehuizig. Met klieren en sterharen
bezette heesters. Bloembladen bij beide seksen, in de mannelijke
bloem 3—4 Meeldraden 3; helmhokjes met het helmbindsel
vergroeid. Rudimentaire eierstok ontbrekend. In de vrouwelijke
bloem stijlen 2-spletig.
42. Samba via. Eenhuizig. Stervormig behaarde heesters. Bloembladen
bij de mannelijke bloe u 5. Meeldraden zeer talrijk;
helmhokjes met liet helmbindsel vergroeid. Rudimentaire eierstok
ontbrekend. In de vrouwelijke bloem stijlen onverdeeld.
; Subtribus 4. Adrianieae. Bloemen in eindelingsche aren of trossen.
Bloembladen in beide seksen ontbrekend. Stijlen grootendeels vrij,
alleen aan de basis vergroeid.
43. Manihot. Eenhuizig. Kelk bij de mannelijke en yrouwe-
lijke bloem dakpanswijze dekkend. Meeldraden 40, in twee rijen
met of zonder rudiméntairen eierstok. Vrucht in 2-kleppige
kluisjes uiteenvallend. Bladeren gelobd of handvormig samengesteld.
(Gekweekt).
Subtribus 5. Acalypheae. Bloemen in okselstandige, zelden eindelingsche
aren, trossen of pluimen. Bloemen in de béide seksen zonder
bloembladen Kelk bij de mannelijke bloemen klepswijze aaneensluitend
of smal dakpanswijze dekkend. Stijlen vrij, meestal lang.
A. Meeldraden weinig of veel, doch de helmdraden niet
r tot bundels vêrbonden.
a. Helmknoppen 1-hokkig.
1. Helmhokjes aan den top vrij, alleen aan de
basis verbonden. Helmdraden vrij.
44. Claoxylon. Stijlen kort, onverdeeld. Meeldraden meestal
talrijk 20—30, zelden weinig; helmhokjes opgericht.
45. Acalypha. Stijlen zeer lang en dun, in slippen of franjes
verdeeld. Meeldraden meestal 8; helmhokjes wijd uiteenstaand,
dikwijls ineengedraaid.
2. Helmhokjes geheel aan elkander verbonden of aan
de basis vrij.
j- Meeldraden 2—4, zelden 5.
§ Bloemen in dunne aren of trossen.
46. Chloradenia. Meeldraden 3—5; helmhokjes naast elkander,
evenwijdig. Smalle rudimentaire eierstok bij de mannelijke
bloem. . Stijlen van onderen hoog vergroeid, van boven 2-sple