VI.
Afdeel.
XXVIII,
Hoofd.
jSTUK.
yjSnchil
V2a Sexe.
zy niet paarden, en dat zy, eigentlyk gefpro
ken, geen Eijeren wierpen, maar dat haare
* Voortteeling, gelyk die der Prei jen o f Tulp-
bollen, door het uitfchieten van de Jongen
gefchiedde: hoewel hy niet ontkennen kon ,
dat fommigen Teeldeelen, Baarmoeders en Ei»
jeren hadden. Om kort te gaan, de Waar-
neemingen der Hedendaagfchen hebben ontdekt,
dat ’er, gelyk de Schulpdieren zeer ver-
fchillende zyn, ook derzelver Voortteeling
geenszins gebragt kan worden tot een alge-
meenen Regel.
In eenige doch zeer weinige Geflagten van
Hoorens heeft, volgens de Waarneemingen
van den Heer A danson, een onderfcheid
van Sexe plaats, zo dat men ’er Mannetjes
en Wyfjes onder vindt. Dit verzekert die
Heer elders '(*) van de Tepelbakken aan de
Kust van Senegal; doch in de byzondere be»
fchryving, vind ik , dathy dezelven voorHer-
maphrodieten houdt ( f ) . In de genen, welken
hy Purpura o f Purperhoorens noemt; fommi»
ge Blaas, Bel- en Rotshoorens naamelyk;
nam hy een aanmerkelyk verfchil van Sexe
waar. „ Men heeft ’er, zegt h y , Mannetjes
s, en Wyfjes onder, waar van de eerften ken-
„ baar
(*) LVir. zyner Hist. des Coquillages agter le P'oiagt
(au Senegal,
( t ) 47* de la Descript, des Coquillages daar op volgende.
a, baar zyn aan de Geftake vandeHooren, die Afdeel.
„ minder uitgezet is en een kleinder getal XXVIII.
„ van Bultjes heeft. Zy laaten, zegt h y , Hoofd?
3, bovendien, van tyd tot ty d , aan de regterST
„ Zyde, een Roede uit, welke naar een drie-
„ hoekig platagtig Tongetje gelykt, en al-
)} leen genoegzaam is, om tot een Kenmerk
„ van de Mannetjes te verftrekken (*)■ ’. Die
Soort van zyne Purpura, waar van hy zulk?
verzekert, fchynt tot de Beddetyken te behoor
en. -t Gedagte Tongetje, dat zyn Ed.
ook in de Tollen vondt, zynde driemaal zo
lang als breed, was, zegt hy, door eenige
Autheuren mede voor het Mannelyk Lid geno -
men; doch hy hadt geen gelegenheid gehad,
om zig te verzekeren of dat Dier de beide
Sexen vereenigd, dan onderfcheiden h e e ft:
Zynde dat Tongetje hem in allen voorgeko
men, die door zyne Handen gepasfeerd waren.
Na zyne terugkomst van Senegal, hadt
de Heer B. de Ju s s ie ü hem de beide Sexen
duidelyk onderfcheiden aangetoond in de ge-
woone Aliek'ruiken, welke naar de gedagte
Senegalfche, Marnai genaamd, grootelyks gekeken,
fehoon zy dat Tongetje op Zyde niet
hadden. ,, Dit doet my denken, zegt h y ,
dat het Beentje, waar mede dit Tongetje
„ gewapend is , een foort van Prikkel z y ,
„ welke de Wyfjes even zo wel hebben als
5>
(t) IHdt pag. iox.
A 4